De frequentie en de mate van het onderhoud aan de installatie tijdens de verwachte gebruiksduur moeten zijn vastgesteld.
Wanneer een instantie verantwoordelijk is voor het bedrijven van de installatie moet deze instantie zijn geraadpleegd.
Bij het toepassen van de bepalingen uit deel 4 tot en met 6 moet, met betrekking tot de verwachte frequentie en de verwachte mate van het onderhoud, met de volgende kenmerken rekening worden gehouden:
[nadere eisen zijn in voorbereiding]