Redactionele opzet

Algemeen

In deze norm is dezelfde indeling gebruikt als in HD 384 respectievelijk IEC 60364, namelijk een indeling in delen die elk weer zijn onderverdeeld in hoofdstukken. De hoofdstukken zijn weer verdeeld in rubrieken, die de bepalingen bevatten. Ook wordt de nummering van HD 384 respectievelijk IEC 60364 zoveel mogelijk gevolgd.
Het nummer van het deel, respectievelijk van het hoofdstuk, wordt herhaald in het hoofdstuknummer, respectievelijk het rubrieknummer. De bepalingnummers beginnen met het driecijferige rubrieknummer gevolgd door een volgnummer. Als een hoofdstuk niet is onderverdeeld in rubrieken beginnen de bepalingnummers met een tweecijferig hoofdstuknummer.

In tegenstelling tot HD 384 respectievelijk IEC 60364, waarbij de hoofdstukken en in sommige gevallen zelfs de rubrieken als afzonderlijke publicaties zijn uitgegeven, is voor NEN 1010 gekozen voor een uitgave in zes afzonderlijke publicaties.

Over een aantal hoofdstukken, rubrieken, bepalingen en bijlagen bestaat nog geen internationale overeenstemming. Dit is aangegeven door de tekst [in voorbereiding] of [in bewerking].

Een aantal bepalingen en bijlagen uit de internationale normen zijn niet overgenomen in NEN 1010. Dit is aangegeven door de tekst [niet overgenomen].

De figuren en de tabellen die afkomstig zijn uit HD 384 respectievelijk IEC 60364 hebben hetzelfde nummer als de figuren en tabellen in HD 384 respectievelijk IEC 60364.
Toegevoegde Nederlandse figuren en tabellen zijn analoog aan IEC 60364 genummerd met het hoofdstuknummer gevolgd door een letter, in elk hoofdstuk te beginnen met de letter Z, gevolgd door de letter Y enz.
De figuren behorende bij een rubriek zijn opgenomen in een bijlage gekoppeld aan die rubriek. De tabellen staan deels tussen de tekst en deels in een bijlage gekoppeld aan de rubriek waarbij ze horen. De bijlagen staan achter in de publicatie.

In deze norm is gekozen voor een scheiding tussen de normtekst en de toelichting op de normtekst. De normtekst staat op de rechterpagina's en de toelichting op de corresponderende linkerpagina's. Bepalingen die van een toelichting zijn voorzien zijn gekenmerkt met een * voor het bepalingnummer.

Voor de hoofdstukken, de rubrieken en de bepalingen die niet voorkomen in HD 384 respectievelijk IEC 60364 is gekozen voor een opzet die zoveel mogelijk overeenkomt met die van HD 384 of IEC 60364.

Deel 7 - Aanvullende en bijzondere bepalingen

Deel 7 kent, in tegenstelling tot de delen 1 tot en met 6, geen verdeling in hoofdstukken, maar een verdeling in rubrieken.
Deze rubrieken geven wijzigingen op, aanvullingen op of vervangingen van bepalingen uit de delen 3 tot en met 6 en de delen 8.4 tot en met 8.6 die gelden voor:

De wijzigingen, aanvullingen of vervangingen zijn gegeven in de volgorde van de delen 3 tot en met 5:

Voor het nummeren van de bepalingen in deel 7 en deel 8.7 is het volgende systeem toegepast:

  1. De bepalingnummers in de rubrieken 701 tot en met 714 en in de rubrieken 729 en 8.729 beginnen met het driecijferige rubrieknummer gevolgd door het bepalingnummer uit deel 1, 4 of 5 waarop de wijziging, de aanvulling of vervanging betrekking heeft;
  2. De bepalingnummers in de rubrieken 8.701 tot en met 8.714 beginnen met het viercijferige rubrieknummer (8.7XX) gevolgd door het bepalingnummer uit deel 1, 4 of 5 waarop de wijziging, de aanvulling of vervanging betrekking heeft;
  3. De bepalingnummers in de rubrieken 8.718 en volgende beginnen met het viercijferige rubrieknummer (8.7XX) gevolgd door een volgnummer.

De relatie met bepalingen uit deel 1, 4 of 5 volgt uit de tekst van de bepaling.

Voorbeeld 1

In rubriek 701 staat bepaling 701.411.1.4.3. Dit houdt in dat voor badruimten geldt:
411.1.4.3 + 701.411.1.4.3.

Voorbeeld 2

In rubriek 705 staat bepaling 705.412.5. Deze bepaling eindigt met: Zie ook 8.705.412.5. Dit houdt in dat voor bedrijfsruimten en -terreinen voor landbouw, tuinbouw en veeteelt geldt:
412.5 + 705.415.5 + 8.705.412.5.

Voorbeeld 3

In rubriek 708 staan de bepalingen 708.537.01 en 708.537.02. Dit houdt in dat voor campings geldt:
537 + 708.537.01 + 708.537.02.

Voorbeeld 4

In rubriek 8.704 staat bepaling 8.704.8.554.200. Dit houdt in dat voor tijdelijke installaties op bouw- en sloopterreinen geldt:
8.554 + 8.704.8.554.200.

Voorbeeld 5

In rubriek 8.754 staat bepaling 8.754.2.1.1. Deze bepaling is een aanvulling op bepaling 411.1.4.3. Dit houdt in dat voor vochtige ruimten en ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen geldt:
411.1.4.3 + 8.754.2.1.1.

Indien in een rubriek voor één of meer delen geen aanvullingen of afwijkingen zijn, gelden de algemene bepalingen zoals deze zijn gegeven in de delen 1 tot en met 6 en in de delen 8.1 tot en met 8.6.

Een installatie in een ruimte moet voldoen aan alle bepalingen die gelden voor de in die ruimte voorkomende omstandigheden. Wanneer de bepalingen voor deze omstandigheden voorkomen in meer dan één rubriek van deel 7 zullen de bepalingen van deze rubrieken alle moeten zijn toegepast.

Er is een verschil in uitwerking tussen de rubrieken 701 tot en met 8.742 en de overige rubrieken van deel 7. Voor ruimten waarop één van de rubrieken 701 tot en met 8.742 van toepassing is wordt al rekening gehouden met de in het algemeen in die ruimten voorkomende omstandigheden. In de rubrieken 8.751 tot en met 8.783 worden de bepalingen gegeven die verband houden met:

Dit houdt in het algemeen in dat niet alleen één van de rubrieken 8.751 tot en met 8.783 van toepassing is maar dat ook rekening moet worden gehouden met de andere rubrieken van deel 7.

Het komt ook voor dat in een rubriek van deel 7 geen aanvullende bepaling voorkomt, maar wel een aanvullende toelichting. In deze situatie staat in de normtekst:
IEC *7AB.XYZ.a [geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst],
waarbij het sterretje duidt op de toelichting.

Indien in een rubriek van deel 7 geen aanvullende IEC- of CLC-bepaling voorkomt, maar er wel een aanvullende Nederlandse bepaling is, wordt dit als volgt aangegeven:
IEC 7AB.XYZ.a [geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst]
NL    Zie ook 8.7AB.XYZ.a.

Deel 8 - Aanvullende Nederlandse bepalingen

Deel 8 is niet uitgebracht als een afzonderlijke publicatie. Deel 8 is gesplitst in hoofdstukken en elk hoofdstuk is opgenomen in die publicatie waarin het deel is opgenomen waarop het onderdeel betrekking heeft. Zo is het gedeelte uit deel 8 dat betrekking heeft op deel 2 ondergebracht in de publicatie met deel 2.

Voor de nummering van de rubrieken en bepalingen in deel 8 is het volgende systeem toegepast:

  1. de Nederlandse aanvulling op een specifieke bepaling in deel 1, 4, 5, 6 of 7 wordt in deel 8 aangeduid met een nummer dat bestaat uit het desbetreffende bepalingnummer met daarvoor 8.;
  2. de aanvullende Nederlandse bepalingen die geen betrekking hebben op een specifieke bepaling in deel 1, 4, 5, 6 of 7 worden aangeduid met het nummer van de van toepassing zijnde rubriek met daarvoor 8. en aangevuld met .101, .102 enz.;
  3. de Nederlandse aanvulling op een specifieke rubriek wordt aangeduid met het nummer van de desbetreffende rubriek met daarvoor 8. en aangevuld met .100, .200, .300 enz.

Voor de nummering in deel 8.7 zie deel 7 hiervoor.

Voor Nederland geldt dat bij een bepaling uit de delen 1 tot en met 7 ook de relevante bepalingen uit deel 8 van toepassing zijn.

Voorbeeld 1

In deel 5 staat bepaling 511.1. In deel 8 staat bepaling 8.511.1. De Nederlandse bepaling 511.1 is dus:
511.1 + 8.511.1.

Voorbeeld 2

In deel 5 staat subrubriek 533.1. In deel 8 staat de voor Nederland van toepassing zijnde bepaling:
8.533.1.101

Voorbeeld 3

In deel 5 staat rubriek 531. In deel 8 staat in subrubriek 8.531.200 de voor Nederland van toepassing zijnde bepaling:
8.531.201

Deel 9 - Aanvullende Nederlandse bepalingen voor bestaande installaties

Voor de nummering van de rubrieken en bepalingen in deel 9 is het volgende systeem toegepast:

  1. de Nederlandse aanvulling op een specifieke bepaling in deel 1, 4, 5, 6 of 7 wordt in deel 9 aangeduid met een nummer dat bestaat uit het desbetreffende bepalingnummer met daarvoor 9.;
  2. de aanvullende Nederlandse bepalingen die geen betrekking hebben op een specifieke bepaling in deel 1, 4, 5, 6 of 7 worden aangeduid met het nummer van de van toepassing zijnde rubriek met daarvoor 9. en aangevuld met .101, .102 enz.;
  3. de Nederlandse aanvulling op een specifieke rubriek wordt aangeduid met het nummer van de desbetreffende rubriek met daarvoor 9. en aangevuld met .100, .200, .300 enz.;
  4. de Nederlandse aanvulling op een specifieke bepaling in deel 8 wordt in deel 9 aangeduid met het desbetreffende bepalingnummer waarbij 8. is vervangen door 9.

Voorbeeld 1

In deel 1 staat bepaling 11.2. In deel 9 staat bepaling 9.11.2. Voor bestaande installaties is de Nederlandse bepaling 11.2 dus:

11.2 + 9.11.2.

Voorbeeld 2

In deel 4 staat bepaling 8.413.1.1.1.1. In deel 9 staat bepaling 9.413.1.1.1.1. Voor bestaande installaties is de Nederlandse bepaling 8.413.1.1.1.1 dus:

8.413.1.1.1.1 + 9.413.1.1.1.1.

Bijlagen

Bij elke bijlage staat aangegeven of de bijlage normatief of informatief is. Een normatieve bijlage maakt deel uit van de normtekst waarbij die bijlage behoort. Een informatieve bijlage geeft aanvullende informatie bij de normtekst waarbij die bijlage behoort.

Bijlagen in NEN 1010 worden aangeduid met een lettercombinatie of met een lettercombinatie gevolgd door een nummer. De lettercombinaties hebben de volgende betekenis:

CX deze bijlage komt uit een CENELEC-harmonisatiedocument. In het HD betreft het bijlage X;
CN dit is een Nederlandse bijlage, waarbij de inhoud afkomstig is uit een CENELEC-harmonisatiedocument;
IX deze bijlage komt uit een IEC-norm In de IEC-norm betreft het bijlage X;
IN dit is een Nederlandse bijlage, waarbij de inhoud afkomstig is uit een IEC-norm;
NL dit is een Nederlandse bijlage.

Opsommingen

In de norm komen zowel in de normtekst als in de toelichting regelmatig opsommingen voor. De opsommingen worden ingeleid door een zin afgesloten met een dubbele punt en gevolgd door de onderdelen van de opsomming. De onderdelen van de opsomming worden voorafgegaan door een kleine letter gevolgd door een haakje. Indien het nodig is een onderdeel van de opsomming verder onder te verdelen worden de elementen van het onderdeel voorafgegaan door een cijfer gevolgd door een haakje.

De in de norm gebruikte opsommingen zijn te onderscheiden in 4 typen. De eerste drie typen zijn uitputtend.

Type 1

Bij dit type opsomming moet te allen tijde gelijktijdig aan alle genoemde onderdelen zijn voldaan. In de inleidende zin wordt dit in een aantal gevallen aangegeven.
De onderdelen worden gescheiden door komma's en "en".

Voorbeeld

.... indien gelijktijdig is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. ..... ,
  2. ..... en
  3. ..... .

Type 2

Bij dit type opsomming moet in principe aan één van de onderdelen zijn voldaan. In de inleidende zin wordt dit in een aantal gevallen aangegeven.
De onderdelen worden gescheiden door komma's en "of".
De volgorde a, b, c geeft geen voorkeursvolgorde aan.

Voorbeeld

.... moeten aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

  1. ..... ,
  2. ..... of
  3. ..... .

Type 3

Bij dit type opsomming geldt dat door de omstandigheden wordt bepaald welk onderdeel of welke onderdelen van belang zijn.
De onderdelen worden gescheiden door puntkomma's.
De volgorde a, b, c geeft geen voorkeursvolgorde aan.

Voorbeeld

Als vaste leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. ..... ;
  2. ..... ;
  3. ..... .

Type 4

Dit type opsomming komt alleen in de toelichting voor.
De onderdelen van de opsomming vormen een niet uitputtende hoeveelheid voorbeelden.
De onderdelen worden voorafgegaan door streepjes en gescheiden door puntkomma's.

Voorbeeld

Voorbeelden van ..... zijn: