Landen die nog geen nationale voorschriften voor elektrische installaties hebben en die het noodzakelijk achten wet- en regelgeving hiervoor vast te stellen, wordt aanbevolen de eisen te beperken tot fundamentele uitgangspunten die niet onderhevig zijn aan frequente wijzigingen tengevolge van technische ontwikkelingen. De inhoud van dit hoofdstuk kan worden gebruikt als basis voor dergelijke wet- en regelgeving.
In elektrische installaties zijn twee belangrijke risico's te onderkennen:
Voor schokstroom zie NPR 10479-1.
Potentiaalvereffening is één van de belangrijke maatregelen voor beveiliging tegen indirecte aanraking.
Speciale aandacht zou moeten zijn besteed aan aardfoutstromen en lekstromen.
Onder spanning staande leidingen die voldoen aan 131.4 voldoen ook aan deze bepaling.
Voor deze waarden en toleranties zie NEN-EN 50160.
Een middenleiding is een leiding die is verbonden met de middenaansluiting van een voedingsbron (zowel gelijkstroom als wisselstroom).
In Nederland zijn deze voorwaarden opgenomen in de NetCode.
Zie rubriek 512 en NEN 10721.
De genoemde criteria hebben in eerste instantie betrekking op de veiligheid van de elektrische installatie. Uit economische overwegingen kan het gewenst zijn grotere doorsneden toe te passen dan noodzakelijk is voor de veiligheid.
Zie ook blad 37 van NPR 5310:1998.
Voor bepaald materieel kan het noodzakelijk zijn om rekening te houden met de laagste spanning die kan optreden.
Voor stootspanningscategoriën zie NEN 10664-1.