Hoofdstuk 24 - Aarding

Zie ook hoofdstuk 8.24.

24.1 - aarde (toelichting)

geleidende aardmassa waarvan op elk punt de elektrische potentiaal gelijk aan nul wordt beschouwd

24.2 - aardelektrode

geleidend (onder)deel dat of groep van geleidende (onder)delen die in doeltreffend contact met de aarde is en daarmee een elektrische verbinding tot stand brengt

24.3 - aardverspreidingsweerstand

weerstand tussen de hoofdaardklem en de aarde

24.4 - aardelektroden zonder wederzijdse beïnvloeding

aardelektroden die op een zodanige afstand van elkaar zijn geplaatst dat de hoogste verwachte stroom die in één van de elektroden vloeit de potentiaal van de andere niet noemenswaardig beïnvloedt

24.5 - beschermingsleiding (PE) (toelichting)

in verband met bepaalde beschermingsmaatregelen tegen elektrische schok vereiste leiding die een verbinding tot stand brengt tussen:

  1. metalen gestellen;
  2. vreemde geleidende delen;
  3. hoofdaardrail / hoofdaardklem;
  4. aardelektroden;
  5. met aarde verbonden actieve delen van de voedingsbron of het kunstmatig sterpunt

24.6 - PEN-leiding (toelichting)

geaarde leiding die de functies van de beschermingsleiding en de nulleiding in zich verenigt

24.7 - aardleiding (toelichting)

beschermingsleiding die de hoofdaardrail of hoofdaardklem met de aardelektrode verbindt

24.8 - hoofdaardrail / hoofdaardklem (toelichting)

aardrail / aardklem die één of meer beschermingsleidingen, vereffeningsleidingen en mogelijk aanwezige leidingen voor functionele aarding verbindt met de aardleiding

24.9 - potentiaalvereffening (toelichting)

elektrisch verbinden van verschillende metalen gestellen en vreemde geleidende delen om die op nagenoeg dezelfde potentiaal te brengen

24.10 - (potentiaal)vereffeningsleiding

beschermingsleiding die potentiaalvereffening waarborgt