Zie ook hoofdstuk 8.25.
samenstel van elektrisch materieel van de installatie, gevoed uit dezelfde energiebron en beveiligd tegen overstroom door hetzelfde beveiligingstoestel
stroomketen die schakel- en verdeelinrichtingen voedt
stroomketen die stroomverbruikende toestellen en/of contactdozen direct voedt
stroom die door een stroomketen bij normaal bedrijf zal vloeien
sterkste stroom waarmee een leiding onder de gegeven gebruiksomstandigheden continu kan worden belast zonder dat de temperatuur van de isolatie in de stationaire toestand een vastgestelde waarde overschrijdt
elke stroom die de toegekende waarde overschrijdt. Voor leidingen is de toegekende waarde de waarde van de hoogst toelaatbare stroom
overstroom in een stroomketen waarin geen defect aanwezig is
overstroom ten gevolge van een defect dat een verbinding met een verwaarloosbare impedantie veroorzaakt tussen actieve geleiders die bij normaal bedrijf een verschillende potentiaal hebben
vastgestelde waarde van de stroom die het aanspreken van een beveiligingstoestel tot gevolg moet hebben binnen de vastgestelde tijd, aangeduid als genormaliseerde tijd
functie die vaststelt of de waarde van de stroom in een stroomketen een vooringestelde waarde gedurende een gegeven tijd overschrijdt
[vervallen]