Toelichtingen bij hoofdstuk 25

Zie ook blad 25 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 25.1

Voor nadere informatie, zie blad 26 van NPR 5310:1998.

Een stroomketen bestaat uit actieve geleiders, (zo nodig) beschermingsleidingen en bijbehorend schakel- en besturingsmaterieel en bijbehoren.
Een beschermingsleiding kan van meer dan één stroomketen deel uit maken.

Toelichting bij 25.3

Dit houdt o.a. in dat in een eindgroep geen schakel- en verdeelinrichting voorkomt.

Toelichting bij 25.4

Bij het bepalen van de ontwerpstroom wordt rekening gehouden met gelijktijdigheid.
De ontwerpstroom is de continustroom die bij wisselende omstandigheden de onderdelen van de stroomketen op dezelfde eindtemperatuur zou brengen.
Deze stroom wordt aangeduid als IB.

Toelichting bij 25.5

Deze stroom wordt aangeduid als IZ.

In deel 5 wordt ook de term "toelaatbare stroom" gebruikt. Hieronder wordt verstaan de hoogst toelaatbare stroom onder getoelaliseerde omstandigheden, zoals vermeld in de tabellen genoemd in bepaling 523.1.2.

Toelichting bij 25.6

Overstroom kan al dan niet schadelijke gevolgen hebben; dit hangt af van de absolute waarde en duur.
Overstroom kan worden veroorzaakt door overbelasting in stroomverbruikend materieel of door defecten zoals kortsluitingen of aardfouten.

Toelichting bij 25.7

Een overbelastingsstroom is het gevolg van een te zware belasting. Deze overbelasting kan bijvoorbeeld optreden door het vastlopen van een motor.

Toelichting bij 25.8

Tot kortsluitstromen worden ook gerekend aardfoutstromen in TN- en TT-stelsels alsmede dubbele aardfoutstromen in IT-stelsels.

Toelichting bij 25.9

De aanspreekstroom is groter dan de toegekende stroom of ingestelde stroom van het toestel, en de getoelaliseerde tijd wisselt afhankelijk van het soort beveiligingstoestel en de toegekende stroom.
Bij smeltveiligheden wordt deze stroom genoemd "grootste beproevingsstroom". Bij schakelaars wordt deze stroom genoemd aanspreekstroom.

De aanspreekstroom van een beveiligingstoestel wordt aangeduid als I2.