Terminologie inzake brand en de daarmee verband houdende beproevingen zijn in voorbereiding waarbij ISO en IEC samenwerken; de in dit hoofdstuk gebruikte terminologie is van tijdelijke aard.
Zie hoofdstuk 43 voor beveiliging tegen overstroom.
De bepaling houdt in dat ook leidingen bestand moeten zijn tegen de temperaturen van de delen van toestellen waarmee de leidingen in aanraking kunnen komen of die zich in hun nabijheid bevinden. Tevens mogen leidingen alleen zijn aangesloten op aansluitklemmen die een hoge temperatuur bereiken als maatregelen zijn genomen om nadelige gevolgen te voorkomen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn:
Voorbeelden van leidingen die tegen hoge temperaturen bestand zijn, zijn leidingen met:
Bij toepassing van leidingen met minerale isolatie is, als schakelpieken zijn te verwachten, overspanningsbeveiliging noodzakelijk.
Bij verlichtingstoestellen kan de minimale afstand tot voorwerpen of gebouwdelen op het armatuur of in de gebruiksaanwijzing zijn aangegeven.
Voorbeelden van de bedoelde maatregelen zijn:
Er is in het algemeen sprake van een aanzienlijke hoeveelheid brandbare vloeistof bij meer dan 25 l. Voor minder dan 25 l is het voldoende om maatregelen te nemen tegen ontsnappen van vloeistof.
Het verdient aanbeveling om de voeding uit te schakelen bij het ontstaan van een brand.
Zie rubriek 8.783 voor brandpreventieve en -repressieve installaties.
Deze rubriek bevat minimumeisen. Nationale wet- en regelgeving kunnen van kracht zijn die aanvullende eisen bevatten.
De aard en de hoeveelheid van brandbaar materiaal, oppervlakten of inhouden van ruimten kunnen zijn geregeld door de nationale overheidsinstanties.
Eisen voor ruimten waar stofontploffingsgevaar kan heersen zijn in voorbereiding.
Voor elektrische installaties op plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen, zie NEN-EN-IEC 60079-14. Voor elektrische installaties op plaatsen waar stofontploffingsgevaar kan heersen, zie NEN-EN 50281-1-2.
Voorbeelden van deze ruimten zijn:
Deze ruimten kunnen eveneens voorkomen in:
Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.
Waar het risico van brandvoortplanting groot is, bijvoorbeeld bij kabels in lange verticale kanalen of in bundels, wordt aanbevolen kabels te kiezen zoals vastgelegd in NEN-EN 50265-reeks en NEN-EN 50266-reeks.
Het wordt aanbevolen om kabels te gebruiken met een metalen mantel, die is verbonden met de beschermingsleiding.
Deze bepaling heeft ten doel brand als gevolg van aardfouten te voorkomen.
Het bepaalde achter het tweede aandachtsstreepje houdt in dat een (visueel) alarm niet mag worden uitgezet voordat de fout is opgeheven.
Dit zijn ruimten hoofdzakelijk samengesteld uit gemakkelijk brandbaar materiaal zoals bouwketen, opblaashallen en tenten.
Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.
Onder holle wanden wordt in het algemeen verstaan frameconstructies bedekt met plaat of spaanplaat, pleisterkalk (gips), hout of metaalplaat. Holle wanden kunnen ook fabrieksmatig zijn geproduceerd. Elektrisch materieel kan zijn ingebouwd in de wand. Leidingen kunnen vast of beweeglijk zijn aangebracht.
Voorbeelden van elektrisch materieel waarvoor specifieke normen van toepassing zijn en die een hogere temperatuur kunnen bereiken zijn: