Hoofdstuk 42 - Bescherming tegen thermische invloeden

420

Terminologie inzake brand en de daarmee verband houdende beproevingen zijn in voorbereiding waarbij ISO en IEC samenwerken; de in dit hoofdstuk gebruikte terminologie is van tijdelijke aard.

420.1 - Toepassingsgebied (toelichting)

Personen, vast opgesteld materieel en vast aangebracht materiaal in de nabijheid van elektrisch materieel moeten zijn beschermd tegen de schadelijke gevolgen van warmte of warmtestraling ontwikkeld door dit elektrisch materieel en wel in het bijzonder tegen de volgende effecten:

420.2 - Normatieve verwijzingen

[niet overgenomen]

Zie deel 0 voor de titels van de normen en andere publicaties.

421 - Bescherming tegen brand

421.1

Elektrisch materieel mag voor materiaal in de nabijheid geen brandgevaar opleveren.
Alle van toepassing zijnde montagevoorschriften van de fabrikant moeten, in aanvulling op de eisen uit deze norm, zijn nageleefd.

421.2

Waar vast bevestigd elektrisch materieel oppervlaktetemperaturen kan bereiken die brandgevaar zouden kunnen opleveren voor materiaal in de nabijheid, moet dit materieel:

421.3

Waar bij vast aangesloten elektrisch materieel bij normaal gebruik vlambogen of vonken kunnen optreden, moet dit materieel:

Het materiaal dat bestand is tegen vlambogen moet bij gebruik voor deze beschermingsmaatregel onbrandbaar zijn of slecht warmte geleiden en voldoende dik zijn om mechanisch betrouwbaar te zijn.

421.4 (toelichting)

Vast bevestigd elektrisch materieel, waarbij een bundeling of een opeenhoping van warmte optreedt, moet op voldoende afstand van andere vaste voorwerpen of gebouwdelen zijn gemonteerd, zodat deze voorwerpen of delen onder normale omstandigheden geen gevaarlijke temperatuur kunnen bereiken.

421.5 (toelichting)

Wanneer in een ruimte elektrisch materieel een aanzienlijke hoeveelheid brandbare vloeistof bevat moeten maatregelen zijn genomen om te verhinderen dat brandende vloeistof of verbrandingsproducten daarvan (vlammen, rook, giftige gassen) zich naar andere delen van het gebouw verspreiden.

421.6

Materiaal van omhulsels die tijdens het installeren om elektrisch materieel zijn aangebracht moet zijn bestand tegen de hoogste te verwachten temperatuur die door het elektrisch materieel wordt veroorzaakt.

Brandbaar materiaal is niet geschikt voor de constructie van deze omhulsels, tenzij voorzorgsmaatregelen tegen ontsteking zijn genomen, zoals het bedekken met onbrandbaar of moeilijk brandbaar materiaal dat de warmte slecht geleidt.

422 - Beschermingsmaatregelen tegen brand op plaatsen met bijzondere risico's of gevaren (toelichting)

422.1 - Algemeen (toelichting)

De bepalingen van deze rubriek moeten worden beschouwd als aanvullingen op rubriek 421.

Deze rubriek is van toepassing op:

Elektrisch materieel moet zo zijn gekozen en geïnstalleerd dat bij normaal bedrijf het onwaarschijnlijk is dat brand wordt veroorzaakt. Daarbij moet rekening zijn gehouden met:

Dit kan worden bereikt door een geschikte constructie van het materieel of door het treffen van aanvullende beschermingsmaatregelen tijdens het installeren. Aanvullende beschermingsmaatregelen zijn niet noodzakelijk wanneer het onwaarschijnlijk is dat door de temperatuur van het oppervlak van het materieel in de nabijheid aanwezig brandbaar materiaal wordt ontstoken.
Deze rubriek is niet van toepassing op:

Eisen voor deze ruimten kunnen zijn gegeven door de desbetreffende overheidsinstanties, bijvoorbeeld de instanties verantwoordelijk voor bouwvergunningen, vergunningen voor het gebruik voor bijeenkomsten of brandpreventie waarbij in veel landen afwijkende wet- en regelgeving bestaat.

422.2 - Mogelijkheden tot ontruimen in noodsituaties

[vervallen]

422.3 - Ruimten waar het risico op brand bestaat ten gevolge van verwerkt of opgeslagen materiaal (toelichting)

422.3.1

In ruimten waar gevaarlijke hoeveelheden brandbaar materiaal in de directe nabijheid van elektrisch materieel kunnen komen, moeten elektrische installaties, voorzover mogelijk, zijn beperkt tot dat wat voor het gebruik van die ruimten noodzakelijk is. Deze installaties moeten voldoen aan de eisen uit 422.3.2 t.m. 422.3.19.

422.3.2

Wanneer kan worden voorzien dat zich op omhulsels van elektrisch materieel zoveel stof zou kunnen verzamelen dat brandgevaar kan ontstaan, moeten zodanige maatregelen zijn getroffen dat deze omhulsels geen ontoelaatbare temperaturen kunnen bereiken.

422.3.3

Elektrisch materieel moet geschikt zijn voor gebruik in deze ruimten. Het omhulsel moet een beschermingsgraad hebben van ten minste IP5X ingeval stofophoping mogelijk is. Waar geen aanwezigheid van stof wordt voorzien, moet de beschermingsgraad voldoen aan de van toepassing zijnde nationale wet- en regelgeving.

422.3.4

Schakelmaterieel moet buiten deze ruimten zijn geplaatst, tenzij het is aangebracht in omhulsels met een beschermingsgraad overeenkomstig 422.3.3.

422.3.5 (toelichting)

Als uitgangspunt geldt dat de algemene eisen voor leidingsystemen van toepassing zijn. Echter, leidingen die niet geheel zijn ondergebracht in niet-brandbaar materiaal, zoals pleisterkalk of beton of op een andere wijze zijn beschermd tegen brand, moeten voldoen aan de eigenschappen voor brandvoortplanting zoals vastgelegd in HD 405.1.

422.3.6

In aanvulling op 422.3.5 moeten leidingsystemen die door de in 482.1 bedoelde ruimten voeren, maar niet zijn bedoeld voor het gebruik in deze ruimten, voldoen aan de volgende voorwaarde:

422.3.7

Waar verwarmings- en ventilatiesystemen worden gebruikt, mogen de stofinhoud en de temperatuur van de lucht geen brandgevaar vormen voor deze ruimten. Temperatuurbeveiligingen volgens 424.1.1 mogen alleen met een met de hand bediende herstelinrichting zijn uitgerust.

422.3.8

Motoren, die automatisch of op afstand worden bestuurd of die onder niet-voortdurend toezicht in bedrijf zijn, moeten zijn beveiligd tegen ontoelaatbare temperaturen door een beveiligingstoestel tegen overbelasting met een met de hand bediende herstelinrichting of door een soortgelijk beveiligingstoestel.

Motoren die zijn uitgerust met een ster-driehoekschakeling moeten zijn beveiligd tegen ontoelaatbare temperaturen in de sterstand.

422.3.9

Er mogen alleen verlichtingsarmaturen zijn toegepast waarvan de temperatuur van het oppervlak is beperkt. In ruimten waar brandgevaar is door de aanwezigheid van stof en/of vezels, moeten verlichtingsarmaturen zo zijn geconstrueerd dat ingeval van een defect de temperatuur van het oppervlak wordt beperkt en dat stof en/of vezels zich niet tot gevaarlijke hoeveelheden kunnen ophopen.

De temperatuur van het oppervlak moet zijn beperkt tot:

Indien geen informatie is verstrekt door de fabrikant, moeten kleine schijnwerpers en bundellichten op de volgende afstanden van brandbaar materiaal zijn gehouden:

Lampen en andere onderdelen van verlichtingsarmaturen moeten zijn beschermd tegen voorzienbaar mechanische belasting. Zulke beschermingsmiddelen mogen niet zijn bevestigd aan de lamphouders tenzij zij integraal deel uitmaken van de armatuurconstructuctie. Onderdelen, bijvoorbeeld lampen of hete delen, mogen niet uit het verlichtingsarmatuur kunnen vallen.

422.3.10 (toelichting)

Leidingsystemen, tenzij het mineraal geïsoleerde leidingen of railkokersystemen betreft, moeten zijn beveiligd tegen isolatiedefecten:

422.3.11

Leidingsystemen die door deze ruimten voeren of voor gebruik in deze ruimten zijn bedoeld, moeten zijn beveiligd tegen overbelasting en tegen kortsluiting door beveiligingstoestellen tegen overstroom die zijn geïnstalleerd aan de voedende zijde buiten de ruimte.

[niet overgenomen]

422.3.12

[niet gebruikt]

422.3.13

PEN-leidingen zijn niet toegelaten, behalve in leidingsystemen die uitsluitend door deze ruimten voeren.

422.3.14

Elke nulleiding moet zijn voorzien van een scheider volgens 537.2.

422.3.15

Ongeïsoleerde leidingen mogen niet zijn toegepast. Er moeten voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om te verhinderen dat in de nabijheid aanwezig brandbaar materiaal wordt ontstoken door vlambogen, vonken of hete deeltjes.

422.3.16

Als buigzame leidingen wordt aanbevolen leidingen met een zware constructie volgens HD 516 te kiezen, bijvoorbeeld van het type H07RN-F of andere hieraan gelijk te stellen leidingen.

422.3.17

Verwarmingstoestellen moeten zijn aangebracht op niet-brandbare steunen.

422.3.18

Verwarmingstoestellen die zijn aangebracht in de nabijheid van brandbaar materiaal moeten zijn uitgerust met passende afschermingen om ontsteking van dit materiaal te vermijden. Accumulatorkachels moeten zo zijn uitgevoerd dat ontsteking van brandbaar stof en/of brandbare vezels door de verwarmingskern is vermeden.

422.3.19

Omhulsels van elektrothermische toestellen zoals verwarmingstoestellen, weerstanden enz. mogen geen hogere temperaturen bereiken dan aangegeven in 422.3.9. Deze toestellen moeten zo zijn geconstrueerd of geïnstalleerd dat het zich verzamelen van materiaal dat de warmte-afvoer belemmert, is vermeden.

422.4 - Ruimten van brandbaar bouwmateriaal (toelichting)

422.4.1

Er moeten voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te verhinderen dat elektrisch materieel ontsteking veroorzaakt van welk deel dan ook van het bouwwerk. Dit kan worden bereikt door:

422.4.2 - Keuze en installatie van elektrisch materieel in holle wanden (toelichting)

422.4.2.1

Elektrisch materieel, zoals inbouwdozen en verdeelinrichtingen, dat is aangebracht in brandbare holle wanden moet voldoen aan de beproevingseisen uit de van toepassing zijnde normen.

422.4.2.2

Als het in holle wanden aangebrachte elektrisch materieel niet voldoet aan de eisen uit 422.4.2.1, moet het zijn omsloten door een laag van 12 mm bestaande uit glasvezel of soortgelijk niet-brandbaar materiaal of 100 mm glaswol of steenwol. Waar dit materiaal wordt gebruikt, moet met het effect op de warmtedissipatie van het elektrisch materieel rekening worden gehouden.

Dit geldt ook voor holle wanden bestaande uit niet-brandbaar materiaal waarin brandbaar isolatiemateriaal zit, bijvoorbeeld materiaal voor thermische of akoestische isolatie.

422.4.2.3

Elektrisch materieel, zoals wandcontactdozen en schakelaars, mag niet zijn bevestigd door klauwen.

422.4.2.4

Leidingen moeten ten minste voldoen aan de eisen uit NEN-EN 50265-reeks en NEN-EN 50266-reeks.

422.4.2.5

Systemen met installatiebuis en systemen met kabelgoot moeten zijn uitgevoerd volgens NEN-EN 50085 en NEN-EN 50086, en moeten voldoen aan de beproeving op brandvoortplanting uit deze normen.

422.4.2.6

Leidingen aan de buitenzijde van de holle wand die zijn verbonden met lasdozen in de holle wand moeten zijn vastgezet via een inrichting voor trek- en wringontlasting, tenzij zij op een andere wijze zijn bevestigd.

423 - Bescherming tegen brandwonden (toelichting)

Aanraakbare delen van elektrisch materieel binnen handbereik mogen geen temperatuur bereiken waarbij men kan verwachten dat deze brandwonden veroorzaken bij mensen, en moeten voldoen aan de desbetreffende temperatuurgrenzen aangegeven in tabel 42A. Onderdelen van installaties binnen handbereik die naar verwachting tijdens normaal bedrijf, ook al is dit van korte tijdsduur, een hogere temperatuur kunnen bereiken dan in tabel 42A is aangegeven moeten tegen toevallige aanraking zijn afgeschermd.
De waarden in tabel 42A zijn niet van toepassing op elektrisch materieel dat voldoet aan de relevante Europese normen of harmonisatiedocumenten.

Tabel 42A - Temperatuurgrenzen tijdens normaal bedrijf voor aanraakbare delen van elektrisch materieel binnen handbereik
Aanraakbare delen Materiaal van de aanraakbare delen Hoogste temperatuur °C
met de hand bediende bedieningsorganen metaal 55
niet-metaal 65
delen die worden aangeraakt maar niet worden vastgehouden metaal 70
niet-metaal 80
delen die bij normaal bedrijf niet hoeven te worden aangeraakt metaal 80
niet-metaal 90

424 - Bescherming tegen oververhitting

424.1 - Luchtverwarmingssystemen met gedwongen circulatie

424.1.1

Verwarmingselementen van luchtverwarmingssystemen met gedwongen circulatie, anders dan een accumulatorkachel, mogen alleen kunnen worden ingeschakeld indien de vereiste luchtstroming aanwezig is en moeten worden uitgeschakeld indien de luchtstroming onvoldoende wordt of wegvalt.
Tevens moeten twee onafhankelijk van elkaar werkende temperatuurbeveiligingen zijn aangebracht om te vermijden dat de toegelaten temperatuur in de luchtkanalen wordt overschreden.

424.1.2

Het chassis en de omhulsels van verwarmingselementen moeten van onbrandbaar materiaal zijn.

424.2 - Toestellen voor het maken van warm water of stoom

Alle toestellen voor het maken van warm water of stoom moeten door hun constructie of installatie bij elk gebruik zijn beschermd tegen oververhitting.
Tenzij de toestellen geheel voldoen aan de relevante Europese normen of harmonisatiedocumenten moeten zij zijn beveiligd door een daarvoor geschikt toestel dat niet zelfherstellend is en onafhankelijk van de thermostaat werkt.

Indien het toestel geen open uitloop heeft moet het ook zijn voorzien van een toestel dat de waterdruk begrenst.