Toelichtingen bij hoofdstuk 56

Toelichting bij 561.1.2

De tijd dat de noodstroominstallatie energie moet leveren wordt afhankelijk van de omstandigheden door bevoegde instanties voorgeschreven. Zie ook hoofdstuk 35.

Toelichting bij 562.1

Startbatterijen zijn door hun constructie in de regel niet geschikt.

Toelichting bij 562.2

Aan het bepaalde kan worden voldaan door:

Toelichting bij 563

Onder een voedingsnet wordt hier begrepen het deel van de noodstroominstallatie voor veiligheidsdoeleinden tussen de klemmen van de voedingsbron en de klemmen van rechtstreeks hierop aangesloten elektrisch materieel of van die delen van de installatie die door de noodstroominstallatie moeten worden gevoed.

Toelichting bij 563.1

Het bepaalde houdt in dat een elektrisch defect, ingreep of wijziging in de ene installatie de goede werking van andere installaties niet nadelig mag beïnvloeden.

Het kan nodig zijn een scheiding aan te brengen:

Toelichting bij 563.2

Het verdient aanbeveling om bij code BE2 leidingen van het voedingsnet buiten deze ruimten te houden.

Toelichting bij 563.5

Het verdient aanbeveling alarmtoestellen buiten deze ruimten aan te brengen.

Aan het bepaalde betreffende de toegang tot ruimten kan worden voldaan door:

Toelichting bij 564.1

Hier is de verlichtingssterkte van de noodverlichting bedoeld.
Bij de keuze moet rekening zijn gehouden met:

  1. de onderbrekingstijd en
  2. de lampsoorten en eventueel hun ontsteektijd.

Toelichting bij 564.2

De hier bedoelde installaties kunnen zowel gewone installaties als noodstroominstallaties zijn.

Toelichting bij 566.2

Een veel voorkomend voorbeeld is het optreden van de derde harmonische bij verlichtingsinstallaties met gasontladingslampen.