Hoofdstuk 8.55 - Overig elektrisch materieel

8.550 - Algemeen

8.550.101

Wandcontactdozen voor algemeen gebruik moeten zijn voorzien van beschermingscontacten die deugdelijk zijn aangesloten op een beschermingsleiding.

8.550.102 (toelichting)

Vast elektrisch materieel moet blijvend deugdelijk zijn bevestigd.

8.550.103 (toelichting)

Actieve delen van elektrisch materieel mogen niet met aarde zijn verbonden.
Deze bepaling geldt niet indien deze verbindingen zijn aangebracht op grond van veiligheids- of bedrijfstechnische overwegingen.
In het laatste geval mag de veiligheid niet in gevaar worden gebracht.

8.552.101 - Scheltransformatoren (toelichting)

Scheltransformatoren moeten zo zijn aangebracht dat zij eenvoudig zijn te scheiden van de voeding om het meten van de isolatieweerstand van de installatie mogelijk te maken.

8.553 - Schakel- en verdeelinrichtingen

8.553.100 - Algemeen

8.553.101

Schakel- en verdeelinrichtingen moeten voldoen aan NEN 10439.
Voor aanduiding van rails, zie tabel 8.55Z.

8.553.102

Schakel- en verdeelinrichtingen moeten zijn opgesteld op gemakkelijk toegankelijke plaatsen waar voldoende verlichting is aangebracht.

8.553.200 - Vrije ruimten, vluchtwegen en toegangen

8.553.201 - Vrije ruimten (toelichting)

Aan de voor- en achterzijde van schakel- en verdeelinrichtingen of tussen twee tegenover elkaar geplaatste schakel- en verdeelinrichtingen moet over de gehele lengte een vrije ruimte aanwezig zijn.
Deze vrije ruimte moet:

  1. bij:
    1. gesloten schakel- en verdeelinrichtingen;
    2. schakel- en verdeelinrichtingen met gedeeltelijke bescherming,
    ten minste 0,70 m breed en 2 m hoog zijn;
  2. aan de achterzijde van schakel- en verdeelinrichtingen, waar uitsluitend elektrotechnische werkzaamheden moeten worden verricht ten behoeve van het aansluiten of losnemen van leidingen, ten minste 0,50 m breed en 2 m hoog zijn.

Deze bepaling geldt niet voor die zijden van schakel- en verdeelinrichtingen waar geen bedienings- of elektrotechnische werkzaamheden behoeven te worden verricht.

In vrije ruimten mogen zich geen uitstekende delen bevinden.
De breedte van vrije ruimten wordt gemeten van de voorzijde van uitstekende delen af en niet van de voorzijde van de schakel- en verdeelinrichting af.
De hoogte moet worden gemeten van de vloer of het bordes vóór de schakel- en verdeelinrichtingen af.

8.553.202 - Vluchtwegen (toelichting)

8.553.202.1 (toelichting)

Aan de voor- en achterzijde van schakel- en verdeelinrichtingen of tussen twee tegenover elkaar geplaatste schakel- en verdeelinrichtingen moet over de gehele lengte een vluchtweg aanwezig zijn van ten minste 0,5 m breed en 2 m hoog.
Deze bepaling geldt niet voor die zijden van schakel- en verdeelinrichtingen waar geen bedienings- of elektrotechnische werkzaamheden behoeven te worden verricht.

Vluchtwegen moeten zoveel mogelijk rechtlijnig zijn.

8.553.202.2

Bij schakel- en verdeelinrichtingen met een totale lengte van meer dan 6 m moeten vluchtwegen aan beide einden toegankelijk zijn.

8.553.202.3 (toelichting)

Binnen deze vluchtwegen mogen zich geen uitstekende delen bevinden.
De breedte van vluchtwegen moet worden gemeten van de verst uitstekende delen uit. Hierbij mag rekening worden gehouden met de draairichting van deuren; deuren, die zijn bedoeld om te worden dichtgelopen, mogen elkaar niet kunnen blokkeren.
De hoogte moet worden gemeten van de vloer of het bordes vóór de schakel- en verdeelinrichtingen af.

8.553.203 - Toegangen

8.553.203.1 (toelichting)

Toegangen tot ruimten waarin een schakel- en verdeelinrichting is opgesteld moeten op doelmatige plaatsen zijn aangebracht.

8.553.203.2

Toegangen tot ruimten waarin schakel- en verdeelinrichtingen zijn opgesteld moeten ten minste 0,70 m breed en 2 m hoog zijn.
Deze toegangen moeten van de vluchtwegen af bereikbaar zijn via verbindingswegen die ten minste 0,5 m breed en 2 m hoog zijn.

8.553.300 - Bescherming

8.553.301 (toelichting)

Schakel- en verdeelinrichtingen mogen niet zonder noodzaak in de onmiddellijke nabijheid van gas-, stoom-, water- of dergelijke leidingen zijn opgesteld.
Deze bepaling geldt niet voor schakel- en verdeelinrichtingen:

  1. met ten minste een beschermingsgraad IPX5;
  2. in meterkasten volgens NEN 2768.

8.554 - Elektrische toestellen

8.554.100 - Elektrisch handgereedschap

8.554.101

Elektrisch handgereedschap mag alleen van klasse II of klasse III zijn.

8.554.102 (toelichting)

Indien handgereedschap van klasse II wordt gebruikt onder omstandigheden die het isolatieniveau kunnen aantasten moet het toestel zijn aangesloten op een S-keten volgens 413.5.

8.554.103 (toelichting)

Delen van aan handgereedschap bevestigde metalen hulpconstructies, die tijdens het gebruik in de hand worden gehouden, moeten zijn geïsoleerd ten opzichte van de metalen delen van het handgereedschap.

8.554.104

Het bepaalde in 8.554.101 geldt niet wanneer naleving van die bepaling om technische of praktische redenen niet mogelijk is, mits het toestel van klasse I is en in volgorde van voorkeur aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. het toestel is aangesloten op een S-keten volgens 413.5,
  2. het toestel is aangesloten op een eindgroep die is beveiligd door een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA of
  3. het toestel is aangesloten op een wandcontactdoos onder tussenschakeling van een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

8.554.105 (toelichting)

Verplaatsbare toestellen met elektrische aandrijving:

  1. die tijdens het gebruik met de hand worden voortbewogen;
  2. waarvan het gereedschap flexibel met het verplaatsbare aandrijvende werktuig is verbonden, mogen alleen van klasse II of klasse III zijn.

Deze bepaling geldt niet indien:

  1. de aandrijvende werktuigen of toestellen van klasse I zijn en
  2. de delen, die tijdens het gebruik in de hand worden gehouden, een aanvullende isolatie hebben ten opzichte van de metalen gestellen die voldoet aan de eisen voor extra isolatie.

8.554.106 (toelichting)

Verplaatsbare toestellen met elektrische aandrijving die tijdens het gebruik op het lichaam worden gedragen mogen alleen van klasse II of klasse III zijn.
Deze bepaling geldt niet wanneer naleving van deze bepaling om technische of praktische redenen niet mogelijk is, onder voorwaarde dat dit gereedschap wordt gevoed door een vast opgestelde driefasengenerator of omzetter waarvan:

  1. de nominale frequentie ten minste 150 Hz is,
  2. de nominale spanning tussen de fasen en aarde niet meer dan 50 V bedraagt en
  3. het sterpunt deugdelijk is geaard.

8.554.107

Verplaatsbare bedieningskastjes, die met een buigzame leiding op verplaatsbare toestellen met elektrische aandrijving zijn aangesloten, mogen alleen van klasse II of klasse III zijn.

8.555 - Installatiemateriaal

8.555.100 - Stopcontacten

8.555.101

Indien in een installatie stroomstelsels met verschillende spanning, stroomsoort of frequentie voorkomen mag een contactstop van het ene stelsel geen elektrisch contact kunnen maken met contactdozen of koppelcontactstoppen van een ander stelsel.

8.555.102

Wandcontactdozen voor de aansluiting van driefasen-kooktoestellen op tweegeleiderinstallaties moeten van het systeem Perilex zijn.

8.555.103 (toelichting)

Voor een veilig gebruik van verplaatsbaar elektrisch materieel moet een voldoend aantal wandcontactdozen op doeltreffend gekozen plaatsen aanwezig zijn.