De technische inhoud van deze rubriek is gebaseerd op document HD 384.7.709 S1:1999.
In dergelijke installaties is het risico van corrosie, de aanwezigheid van water, beweging van de constructies, mechanische beschadiging en het gevaar van elektrische schok door afname van de weerstand van het lichaam alsmede contact van het lichaam met aardpotentiaal, verhoogd aanwezig.
Voor pleziervaartuigen met inbegrip van de voedingskabel tussen het voedingspunt voor een ligplaats en het pleziervaartuig: zie IEC 60092-507 [in voorbereiding].
Dergelijke vaartuigen zijn bijvoorbeeld niet langer dan 20 m en hebben een waterverplaatsing van ten hoogste 15 m³.
Tot pleziervaartuigen behoren ook de voor verhuur of pleziervaartcursussen gebruikte boten (zie Richtlijn 94/25/EG "Pleziervaartuigen").
Criteria voor vaartuigclassificatie zijn opgenomen zowel in nationale als regionale wetgeving (kleine vaartuigen) als in nationale en regionale regels voor inspectie van schepen.
De te maken keuze bij de indeling van de uitwendige invloeden voor de aanwezigheid van water is afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse.
Zie ook 512.2 en blad 11 van NPR 5310:1998.
Dit sluit het gebruik van materieel van klasse 0 uit.
Dit sluit het gebruik van niet-geaarde PU-leidingen uit.
Zie ook blad 13 van NPR 5310:1998.
Contactdozen bestemd voor de voeding van pleziervaartuigen mogen zijn aangebracht in een ander omhulsel dan de schakel- en verdeelinrichting.
Indien contactdozen zijn aangebracht in een schakel- en verdeelinrichting moet deze schakel- en verdeelinrichting op grond van het bepaalde zo dicht mogelijk bij de desbetreffende ligplaats zijn aangebracht.
Het wordt aanbevolen dat de beheerder van de jachthaven elke schipper die een pleziervaartuig wil aansluiten een instructiekaart overhandigt.
Tevens wordt het aanbevolen om bij elk voedingspunt een duidelijke, geldige en duurzaam leesbare kopie van deze instructiekaart aan te brengen.
Zie bijlage NL8.709-A voor een voorbeeld.
Indien voor de aanwezigheid van water code AD5 van toepassing is moet het materieel een beschermingsgraad hebben van ten minste IP45.
Indien voor de aanwezigheid van water code AD6 van toepassing is moet het materieel een beschermingsgraad hebben van ten minste IP46.