Bijlage ID612 (informatief)

Meting van de impedantie van de stroomketen die door een fout tot stand komt.

TOELICHTING

  1. De meetmethoden geven benaderde, maar aanvaardbare, waarden omdat de faseverschuiving tussen spanning en stroom bij (het optreden van) een aardfoutstroom buiten beschouwing wordt gelaten. Dit geldt alleen als de reactanties van de stroomketen verwaarloosbaar klein zijn
  2. Het verdient aanbeveling om voorafgaand aan de meting de verbindingen tussen het sterpunt en aanraakbare geleidende delen op onderbrekingen te controleren volgens 612.2.

De volgende methoden worden als voorbeeld gegeven:

Methode 1:  Bepaling van de impedantie van de foutstroomketen door het meten van de spanningsval

De spanning in de te controleren stroomketen wordt gemeten met en zonder belasting.

Bereken Zs uit

waarin:

  1. Zs is de impedantie van de foutstroomketen;
  2. U1 is de gemeten spanning met geopende schakelaar S;
  3. U2 is de gemeten spanning met gesloten schakelaar S;
  4. Ir is de stroom door de weerstand Rp.

TOELICHTING
Rp moet zo zijn ingesteld dat het verschil tussen U1 en U2 duidelijk meetbaar is.

Figuur 61D.1: Methode 1

TOELICHTING
Getekend is een TN-S-stelsel.

Methode 2:  Bepaling van de impedantie van de foutstroomketen door gebruik te maken van een externe voeding

De meting wordt voor elke fase uitgevoerd waarbij de transformator van het voedende net is gescheiden en de primaire wikkelingen zijn kortgesloten.

De schakeling wordt gevoed uit een voedingsbron met zeer lage spanning.

Bereken Zs uit

waarin:

  1. Zs is de impedantie van de foutstroomketen;
  2. U1 is de door de voedingsbron geleverde spanning;
  3. I1 is de gemeten stroom.

Figuur 61D.2: Methode 2

TOELICHTING
Getekend is slechts de meting voor fase L2 in een TN-S-stelsel.