Bijlage NL523 - Parallelle leidingen (informatief)

De in bepaling 523.6 onder f en g genoemde speciale configuratie kan zijn:

1. voor 3 drie-aderige kabels het aansluitschema: R₁S₁T₁, R₂S₂T₂, R₃S₃T₃; hierbij mogen de kabels elkaar raken.
2. voor 6 éénaderige kabels:
   1. in het platte vlak, zie figuur 52U;
   2. boven elkaar, zie figuur 52V;
   3. in driehoek, zie figuur 52W.
   Hierbij mogen de kabels elkaar raken.
3. voor 9 éénaderige kabels:
   1. in het platte vlak, zie figuur 52X;
   2. boven elkaar, zie figuur 52Y;
   3. in driehoek, zie figuur 52Z.

De in de figuren aangegeven afstanden moeten worden aangehouden.

Figuur 52U: Speciale configuratie voor 6 parallelle éénaderige kabels in het platte vlak (zie bepaling 523.6)

Figuur 52V: Speciale configuratie voor 6 parallelle éénaderige kabels boven elkaar (zie bepaling 523.6)

Figuur 52W: Speciale configuratie voor 6 parallelle éénaderige kabels in driehoek (zie bepaling 523.6)

Figuur 52X: Speciale configuratie voor 9 parallelle éénaderige kabels in het platte vlak (zie bepaling 523.6)

TOELICHTING
D_e is de uitwendige middellijn van de kabel.

Figuur 52Y: Speciale configuratie voor 9 parallelle éénaderige kabels boven elkaar (zie bepaling 523.6)

Figuur 52Z: Speciale configuratie voor 9 parallelle éénaderige kabels in driehoek (zie bepaling 523.6)

TOELICHTING
D_e is de uitwendige middellijn van de kabel.