Een isolatieweerstandsmeter die een nullastspanning van ongeveer 500 V gelijkspanning geeft, moet worden
gebruikt; bij een nominale spanning van een installatie groter dan 500 V moet de
beproevingsspanning 1000 V zijn. 1)
De weerstand moet worden
gemeten tussen de hiervoor te gebruiken meetelektrode en de beschermingsleiding
of aarde van de installatie.
De meetelektrode mag volgens één van de volgende beschrijvingen
zijn uitgevoerd. In geval van twijfel geniet het gebruik van uitvoering
1 de voorkeur.
NL 1) Volgens 612.3 moet deze bron bij een belasting van 1 mA de vermelde beproevingsspanning leveren.
TOELICHTING
Het verdient aanbeveling bij oplevering van de installatie de meting uit te voeren voordat het te meten oppervlak van een bedekking (zoals lak, verf, vernis en dergelijke) is voorzien.
Uitvoering 1 bestaat uit:
Uitvoering 2 bestaat uit een afgeronde metalen plaat volgens figuur 61A.1.