Zie hoofdstuk 56 voor bepalingen voor noodstroominstallaties voor veiligheidsdoeleinden.
Alvorens een opwekeenheid te installeren moet men zich op de hoogte stellen van de eventuele aanvullende aansluitvoorwaarden van het desbetreffende energiedistributiebedrijf.
Zie 551.7 voor opwekeenheden die parallel werken aan een openbaar verdeelnet.
Het in één keer inschakelen van in verhouding tot het nominale vermogen van de opwekeenheid grote belastingen en de aanloopstroom van relatief grote motoren kunnen ook overbelastingsverschijnselen tot gevolg hebben.
Belastingen met een lage arbeidsfactor kunnen spanningsverschijnselen veroorzaken waardoor beschadigingen in de installatie kunnen optreden.
De installatie van een opwekeenheid in een bestaand gebouw of bestaande installatie kan verandering veroorzaken in de uitwendige invloeden (zie hoofdstuk 32), bijvoorbeeld door het aanbrengen van bewegende delen of delen met hoge temperatuur, of door de aanwezigheid van schadelijke gassen enz.
Dergelijke voorzieningen kunnen noodzakelijk zijn voor noodstroominstallaties voor veiligheidsdoeleinden (zie hoofdstuk 35).
Wanneer de omvormer bedoeld is voor parallelbedrijf met een openbaar verdeelnet, geldt tevens het bepaalde in 551.7.
Voor aansluitvoorzieningen zie NEN 10309.
Over de aardingsimpedantie genoemd onder b kan een aanzienlijke spanning optreden.
Bij TN-stelsels kan het wenselijk zijn, de nul van de installatie toch los te koppelen van de nul van het openbare verdeelnet om storingen veroorzaakt door blikseminslag te voorkomen.
Deze blikseminslagen kunnen stootspanningen en ongewenst aanspreken van aardlekschakelaars tot gevolg hebben.