Toelichtingen bij hoofdstuk 8.52

Toelichting bij 8.520.101

Dit geldt in het bijzonder voor leidingen met metalen omhulsels en leidingen in metalen buizen of goten.
Zie ook rubriek 544.

Toelichting bij 8.520.103

Zie blad 21 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.520.104

Zie blad 21 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.520.105

Deze bepaling is bedoeld om binnendringen van stoffen, beschadiging aan de isolatie en beschadiging door scherpe randen e.d. te voorkomen.

Invoeropeningen van elektrisch materieel zijn in het algemeen niet geschikt voor het invoeren van twee leidingen.

Voorbeelden van omhulsels zijn:

Toelichting bij 8.520.202

Functionele aarding kan noodzakelijk zijn om beïnvloeding van gevoelige systemen te voorkomen.

Toelichting bij 8.520.207

Voorbeelden van bescherming zijn stalen buis en slagvaste kunststofbuis.

Toelichting bij 8.520.301

Aan deze bepaling kan worden voldaan door aanvullende bescherming door middel van stalen buis of slagvaste kunststofbuis of door toepassing van kabel met metalen bewapening.

Toelichting bij 8.520.401

Zie ook rubriek 761.

Toelichting bij 8.520.500

Zie blad 2 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.520.601

In verband met de kans op beschadiging zijn buitenleidingen op sportterreinen veelal niet toegelaten.

Toelichting bij 8.520.604

Draden, palen en overig bijbehoren van buitenleidingen moeten voldoende sterk zijn, ook ten aanzien van wind- en ijzelbelasting.

Toelichting bij 8.520.607

Hierbij moet rekening zijn gehouden met de bereikbaarheid vanuit dakopeningen en vensters en vanaf daken en dergelijke. Werkzaamheden zoals het reinigen van vensters en het vegen van schoorstenen moeten zonder gevaar voor aanraking van de draden kunnen plaatsvinden.

Toelichting bij 8.520.702

Hierbij moet rekening zijn gehouden met de krachten die door de stroomafnemers kunnen worden veroorzaakt.

Toelichting bij 8.520.704

Deze bepaling geldt niet alleen voor bordessen van gebouwen, maar eveneens voor bordessen van machines en dergelijke.

Toelichting bij 8.520.706

Voorbeelden van door kinderen aanraakbare contactleidingen zijn:

Toelichting bij 8.520.707

De afdichting moet zo zijn dat aanraking met staven en dergelijke voorwerpen wordt voorkomen, bijvoorbeeld door labyrint-afdichting.

Toelichting bij 8.520.801

Aan deze bepalingen kan onder andere worden voldaan door gescheiden aanleg of door magnetische afscherming.

Tot telecommunicatiesystemen worden ook datatransmissiesystemen gerekend.

Toelichting bij 8.522.8.1

Een voorbeeld is het aanbrengen van invoertules.

Toelichting bij 8.522.8.1.6

De vloeren onder verhoogde, uitneembare, montagevloeren zijn geen begaanbare vloeren.
Voorbeelden van voor leidingen bestemde ruimten zijn:

Toelichting bij 8.525.101

Het begin van een installatie is bijvoorbeeld de plaats van de meetinrichting bij aansluiting op een openbaar net.
Zie ook IEC 1200-52.

Toelichting bij 8.526.102

Voorbeelden hiervan zijn:

Toelichting bij 8.526.103

Bepaalde keramische materialen zijn geschikt voor het overbrengen van contactdruk.

Toelichting bij 8.526.104

Een kabelinvoer heeft geen trekontlasting, tenzij deze speciaal daarvoor is ingericht.

Toelichting bij 8.526.105

Bij leidingen met een isolatie die gevoelig is voor vocht, zoals papier, moeten elektrische verbindingen tot stand zijn gebracht in klemmenkasten, moffen of eindsluitingen, die het binnendringen van vocht in de leidingen voorkomen.

Vulmassa mag bij de temperaturen die op de plaats van gebruik optreden niet gaan vloeien.

Toelichting bij 8.526.107

Op grond van het hier bepaalde is het aanbrengen van twee kernen in één buscontact veelal niet geoorloofd.

Twee kabelschoenen vastgezet met één bout kan een deugdelijke bevestiging geven.

Toelichting bij 8.526.108

Voorbeelden van omhulsels zijn:

Het verdient aanbeveling de verbindingen zoveel mogelijk te centraliseren.

Toelichting bij 8.526.109

Een voorbeeld van een geschikt hulpmiddel is een kabelschoen. Solderen is voor dit doel niet toegelaten.

Toelichting bij 8.526.113

Voorbeelden van deze omhulsels zijn:

Toelichting bij 8.527.2.6

In verband met de warmteafgifte zal de afstand tussen de kabels in de doorvoering soms groter moeten zijn dan daarbuiten.

Toelichting bij 8.528.1.101

Aan deze bepalingen kan onder andere worden voldaan door gescheiden aanleg of door elektro-magnetische afscherming.