De bepalingen van deze rubriek hebben betrekking op alle delen van vaste installaties in bedrijfsruimten en op bedrijfsterreinen voor landbouw, tuinbouw en veeteelt.
Voorbeelden zijn:
Deze rubriek heeft geen betrekking op installaties in gedeelten bestemd tot bewoning.
Bij toepassing van SELV-ketens moet, ongeacht de hoogte van de spanning, bescherming tegen directe aanraking worden bereikt door:
Contactdozen moeten deel uitmaken van eindgroepen die zijn beveiligd door aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.
Zie ook 8.705.412.5.
Bij toepassing van bescherming tegen indirecte aanraking door automatische uitschakeling van de voeding is in ruimten bestemd voor vee de grenswaarde voor de aanrakingsspanning UL:
Voor de maximale uitschakeltijd is 481.3.1.1 van toepassing.
In ruimten bestemd voor vee moeten door aanvullende potentiaalvereffening alle gestellen en vreemde geleidende delen die door vee kunnen worden aangeraakt zijn verbonden met de beschermingsleiding van de installatie.
Als bescherming tegen brand moet een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 300 mA worden toegepast.
Verwarmingstoestellen voor het fokken van vee moeten zo zijn bevestigd dat voldoende afstand ten opzichte van vee en brandbaar materiaal wordt gewaarborgd om brandwonden bij vee en brand te vermijden.
Voor straalkachels moet de afstand ten minste 0,5 m zijn, tenzij een grotere afstand is voorgeschreven door de fabrikant van het toestel.
[geen wijzigingen of vervangingen in normtekst]
Elektrisch materieel moet onder normale bedrijfsomstandigheden een beschermingsgraad van ten minste IP44 hebben.
[geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst]
Zie ook 8.705.521.1.
[geen wijzigingen of vervangingen in normtekst]
Noodschakelaars inclusief noodstopschakelaars moeten zo zijn aangebracht dat:
Rekening moet worden gehouden met omstandigheden die kunnen ontstaan in geval van paniek onder het vee.
[geen wijzigingen of vervangingen in normtekst]