Deze bepalingen gelden onder andere voor tijdelijke aansluitingen van vast elektrisch materieel alsmede voor tijdelijke installaties ten behoeve van:
Deze bepalingen kunnen van toepassing zijn op tijdelijke installaties met beperkte omvang in kantoren, magazijnen en dergelijke.
Een tijdelijke installatie zal in het algemeen niet langer dan één jaar op dezelfde plaats in bedrijf zijn. Deze tijdsduur kan nader zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in de aansluitvoorwaarden van het elektriciteitsbedrijf.
Voor tijdelijke installaties in fabrieken, op bouwwerken, op sloopwerken en aan boord van schepen zie rubriek 704.
Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.
Bijzondere maatregelen kunnen zijn het opheffen van de omstandigheden of het kiezen van voor deze omstandigheden geschikt materiaal.
Een doeltreffende "bescherming door hindernissen" kan een afrastering zijn die verhindert dat het publiek in de nabijheid van actieve delen kan komen.
Onder feestverlichting wordt ook kerstboomverlichting verstaan.
Zie ook blad 13 van NPR 5310:1998.
Vinylmantelleidingen zijn niet geschikt voor toepassing in de open lucht; zie de toelichting op bepaling 522.1.2. In kermisinstallaties veroorloven de uitwendige invloeden alleen het gebruik van zware rubbermantelleidingen.
Verplaatsbare leidingen zijn buigzame leidingen. Zie bepaling 8.26.109.
Zie ook blad 13 van NPR 5310:1998.
Deze hulpstroomleidingen met afscherming zijn geschikt voor beperkt flexibel gebruik.