Rubriek 8.742 - Tijdelijke installaties anders dan die volgens rubriek 704 (toelichting)

8.742.1 - Algemeen

8.742.1.1 - Uitwendige invloeden (toelichting)

Elektrisch materieel voor tijdelijke installaties anders dan die volgens rubriek 704 moet zijn gekozen en geïnstalleerd overeenkomstig 512.2.

8.742.1.2 (toelichting)

Tenzij bijzondere maatregelen zijn genomen mogen tijdelijke installaties niet zijn aangebracht in:

  1. ruimten uitsluitend bestemd voor het plaatsen van vast opgestelde accumulatorbatterijen;
  2. ruimten hoofdzakelijk bestemd voor het laden van verplaatsbare accumulatorbatterijen met een nominale spanning van meer dan 120 V of die worden geladen door een of meer laadinrichtingen met een totaal nominaal vermogen van meer dan 2 kW;
  3. elektrolyseruimten;
  4. ruimten met vocht;
  5. ruimten met brandgevaar;
  6. nauwe geleidende ruimten.

8.742.2 - Beschermingsmaatregelen

8.742.2.1 - Bescherming tegen directe aanraking

8.742.2.1.1 (toelichting)

In kermisinstallaties is bescherming door hindernissen overeenkomstig het bepaalde in 412.3 of bescherming door afstand overeenkomstig het bepaalde in 412.4 toegelaten voor:

  1. collectoren en sleepringen;
  2. waterweerstanden in rotorketens;
  3. delen van installaties opgenomen in SELV-ketens.

8.742.2.1.2 (toelichting)

Tijdelijke installaties voor feestverlichting op openbare wegen en terreinen moeten binnen handbereik deel uitmaken van:

  1. SELV-ketens;
  2. S-ketens;
  3. eindgroepen die zijn beveiligd door aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

8.742.2.2 - Bescherming tegen indirecte aanraking

8.742.2.2.1

Vreemde geleidende delen binnen handbereik die door een defect onder spanning kunnen komen moeten met een beschermingsleiding zijn verbonden.

8.742.2.2.2

Aansluitpunten van marktkramen en marktwagens moeten zijn aangesloten op eindgroepen die zijn beveiligd door aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

8.742.3 - Scheiden en schakelen

Elke groep van een schakel- en verdeelinrichting moet zijn voorzien van een groepsschakelaar of een wandcontactdoos.
De wandcontactdozen moeten in of op de schakel- en verdeelinrichting zijn aangebracht.

8.742.4 - Keuze en installatie van elektrisch materieel

8.742.4.1 - Elektrisch materieel met uitzondering van leidingsystemen

8.742.4.1.1

Er moet een voldoend aantal aansluitpunten op doeltreffend gekozen plaatsen aanwezig zijn.

8.742.4.1.2

[vervallen]

8.742.4.2 - Leidingsystemen

8.742.4.2.1 (toelichting)

Als vaste leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. ongeïsoleerde leidingen;
  2. kabels en hulpstroomkabels [VMvK, XMvK, VO-VMvKas, VG-VMvKas, YMvK, YMvKmb, VO-YMvKas, VO-YMvKasmb, VG-YMvKas, VG-YMvKasmb, GPLK, V-GPLK];
  3. halogeenvrije moeilijk brandbare kabels [YMz1Kmbzh, Z1O-YMz1Kasmbzh, Z1G-YMz1Kasmbzh];
  4. EMC-afgeschermde kabels [YMvKafas, YMvKafasmb, YMz1Kafasmbzh, V-YMvKafas, V-YMvKafasmb, VS-YMvKafasmb, Z1-YMz1Kafasmbzh, VS-YMvKafas];
  5. vinylmantelleidingen [H05VV-F (VMvL), H05VVH2-F (VMvLewp)];
  6. rubbermantelleidingen [H05RR-F (RMrL), H05RN-F (RMcL), H05BN4-F (BMhL), H05BB-F (BMbL)];
  7. zware rubbermantelleidingen [H07RN-F (RMcLz, RMcLzz), H07BN4-F (BMhLz), H07BB-F (BMbLz)];
  8. EPR ader (zware) polyurethaan mantelleiding [H05BQ-F (BMqL), H07BQ-F (BMqLz)];
  9. hittevaste leidingen [H05GG-F (GMgL), H05GGH2-F (GMgLewp), SMsL];
  10. hulpstroomleidingen [H05VV5-F (VMvLo, VMvLomb), H05VVC4V5-K (V-VMvLoaf, V-VMvLoafmb), H07RN-F (RMcLz), H07BN4-F (BMhLz), H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  11. halogeenvrije moeilijk brandbare leidingen [H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  12. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.742.4.2.2

Ongeïsoleerde leidingen mogen alleen zijn toegepast als beschermingsleiding.

8.742.4.2.3 (toelichting)

Mantelleidingen mogen als vaste leidingen zijn toegepast mits de uitwendige invloeden dit toelaten.

8.742.4.2.4

In afwijking van het bepaalde in 8.742.4.2.1 mag "prikkabel" worden gebruikt voor feest- en kerstboomverlichting.

8.742.4.2.5

Voor vaste leidingen zijn, mits de veiligheid niet ontoelaatbaar wordt verminderd, afwijkingen geoorloofd met betrekking tot de:

  1. vervangbaarheid volgens het bepaalde in 8.520.103;
  2. ondersteuning volgens het bepaalde in 522.8.1.3;
  3. mechanische bescherming volgens het bepaalde in 8.520.207 en 8.520.301.

8.742.4.2.6

In afwijking van het bepaalde in 8.526.108 mogen elektrische verbindingen tussen vaste mantelleidingen tot stand zijn gebracht door middel van koppelcontactstoppen en contactstoppen.

8.742.4.2.7

Omhulsels voor elektrische verbindingen tussen vaste leidingen moeten van isolatiemateriaal zijn.

8.742.4.2.8 (toelichting)

Als buigzame leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. snoeren [H03VH-H (VTS), H03RT-F (RS)];
  2. mantelsnoeren [H03VV-F (VMvS), H03VVH2-F (VMvSewp), H03V2V2-F (VMvS90°C), H03V2V2H2-F (VMvSewp90°C)];
  3. vinylmantelleidingen [H05VV-F (VMvL), H05VVH2-F (VMvLewp), H05V2V2-F (VMvL90°C), H05V2V2H2-F (VMvLewp90°C)];
  4. rubbermantelleidingen [H05RR-F (RMrL), H05RN-F (RMcL), H05BN4-F (BMhL), H05BB-F (BMbL)];
  5. zware rubbermantelleidingen [H07RN-F (RMcLz, RMcLzz), H07BN4-F (BMhLz), H07BB-F (BMbLz)];
  6. EPR ader (zware) polyurethaan mantelleiding [H05BQ-F (BMqL), H07BQ-F (BMqLz)];
  7. hittevaste leidingen [GTS, H05GG-F (GMgL), H05GGH2-F (GMgLewp), SMsL];
  8. hulpstroomleidingen [H05VV5-F (VMvLo, VMvLomb), H05VVC4V5-K (V-VMvLoaf, V-VMvLoafmb), H07RN-F (RMcLz), H07BN4-F (BMhLz), H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  9. halogeenvrije moeilijk brandbare leidingen [H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  10. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.742.4.2.9 (toelichting)

Buigzame hulpstroomleidingen van het type V-VMvLoaf en V-VMvLoafmb mogen niet als verplaatsbare leiding zijn toegepast.

8.742.4.2.10

Snoeren en mantelsnoeren mogen alleen als verplaatsbare leidingen zijn toegepast als code AG1 van toepassing is.

8.742.4.2.11

Verplaatsbare leidingen voor de aansluiting van marktwagens en marktkramen moeten een nominale kerndoorsnede van ten minste 2,5 mm² hebben. De lengte van deze leidingen mag ten hoogste 20 m bedragen.