ruimte waarin moet worden gerekend met het, bij herhaling en gedurende langere tijd, optreden van vochtige oppervlakken
ruimte waar de installatie is blootgesteld aan de inwerking van bijtende gassen, dampen of stoffen
Elektrisch materieel in vochtige ruimten en ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen moet zijn gekozen en geïnstalleerd overeenkomstig 512.2.
In aanvulling op het bepaalde in 411.1.4.3 moeten bij toepassing van SELV-ketens de actieve delen tegen directe aanraking zijn afgeschermd, ongeacht de hoogte van de spanning.
Voor delen van elektrochemische installaties met een nominale spanning van ten hoogste 120 V bij gelijkspanning zonder rimpel tussen twee polen of één van de polen en aarde mag bescherming door hindernissen overeenkomstig het bepaalde in 412.3 of bescherming door afstand overeenkomstig het bepaalde in 412.4 zijn toegepast.
Zie ook bepaling 8.471.1.
Bescherming door isolerende vloeren en wanden overeenkomstig het bepaalde in 413.3 of bescherming door lokale vereffeningsleidingen overeenkomstig het bepaalde in 413.4 is niet toegelaten.
Metalen gestellen, vreemde geleidende delen en andere geleidende delen, die door een defect onder spanning kunnen komen, moeten door een aanvullende potentiaalvereffeningsleiding overeenkomstig het bepaalde in 413.1.6 met elkaar zijn verbonden.
Deze bepaling geldt niet voor geleidende delen die zo zijn opgesteld of aangebracht dat ze niet door een defect of door potentiaalversleping onder spanning kunnen komen.
Contactdozen beveiligd door een overstroombeveiliging van ten hoogste 63 A moeten zijn beveiligd door een vaste aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.
Deze bepaling geldt niet voor contactdozen in:
Contactdozen beveiligd door een overstroombeveiliging groter dan 63 A moeten zijn beveiligd door een vaste aardlekbeveiliging met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 300 mA.
Deze bepaling geldt niet voor contactdozen in:
Verplaatsbare verlichtingstoestellen moeten van klasse II zijn. Deze bepaling geldt niet voor verplaatsbare verlichtingstoestellen in SELV-ketens.
Als vaste leidingen mogen alleen zijn toegepast:
Ongeïsoleerde leidingen mogen alleen zijn toegepast als:
Als buigzame leidingen mogen alleen zijn toegepast:
Buigzame hulpstroomleidingen van het type V-VMvLoaf en V-VMvLoafmb mogen niet als verplaatsbare leiding zijn toegepast.