Toelichtingen bij hoofdstuk 21

De in dit deel van NEN 1010 gepresenteerde termen en definities zijn afkomstig uit HD 384.2 S2:2001. Dit houdt in dat de termen en definities in verschillende talen zijn vastgesteld. Voor het gemak van de (internationale) gebruiker van deze toel is een overzicht van de Nederlandse termen met de equivalente Engelse, Franse en Duitse termen opgenomen in bijlage CN2.

Definities van termen komen ook voor in de overige delen van NEN 1010. Zie bijlage NL2 voor een overzicht hiervan.
Voor termen die worden gebruikt in NEN 1010 maar die elders zijn gedefinieerd, zie blad 25 van NPR 5310:1998.

Zie ook blad 30 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 21.2

Een elektrische installatie kan meer dan één voedingspunt hebben.

Toelichting bij 21.3

Het sterpunt (van een meerfasenet) is in NEN 10050(601) als volgt gedefinieerd: "gemeenschappelijk punt van de in ster geschakelde n wikkelingen van een energie- of aardingstransformator in een onderstation".
In bepaalde gevallen, en onder bepaalde omstandigheden, mogen de functies van nulleiding en van beschermingsleiding worden gecombineerd in een enkele leiding (zie definitie van PEN-leiding in 24.6).

Toelichting bij 21.4

Er is aangenomen dat de invloed van al het overige op dezelfde plaats aangebrachte materieel in de omgevingstemperatuur is verwerkt.
De voor het materieel in beschouwing te nemen omgevingstemperatuur is de temperatuur op de plaats waar het materieel zal worden aangebracht waarbij de invloed van al het overige belaste materieel en warmtebronnen op deze plaats is verwerkt, echter niet de thermische invloed van nog aan te brengen materieel.

Voorbeelden van deze omstandigheden zijn zonnestraling, een in de nabijheid opgesteld verwarmingstoestel of ander elektrisch materieel dat in de omgeving is opgesteld.

Toelichting bij 21.5

Een elektrische installatie voor veiligheidsdoeleinden omvat zowel de voedingsbron als de stroomketens tot aan de aansluitklemmen van het materieel. In bepaalde gevallen kan ook het materieel er deel van uitmaken.

Bij voor het publiek toegankelijke ruimten, zeer hoge gebouwen en bepaalde industriële terreinen zijn de veiligheidsdoeleinden vaak voorgeschreven door de overheid.

Toelichting bij 21.6

Deze installaties zijn noodzakelijk om bijvoorbeeld onderbreking van industriële processen die niet mogen worden onderbroken of van gegevensverwerking te vermijden.