Rubriek 701 - Badruimten

701.1 - Onderwerp, toepassingsgebied en fundamentele uitgangspunten (toelichting)

De bepalingen van deze rubriek hebben betrekking op ruimten met bad of douche, alsmede de aangrenzende zones. Hier is een verhoogd gevaar van elektrische schok aanwezig door verlaging van de weerstand van het lichaam en het contact van het lichaam met aardpotentiaal.

Met uitzondering van 701.53 c zijn de bepalingen uit deze rubriek niet van toepassing indien een geprefabriceerde douchecabine is geplaatst in een andere ruimte dan een ruimte met bad of douche.

701.3 - Algemene kenmerken

701.32 - Indeling van uitwendige invloeden (toelichting)

Indeling van zones

De bepalingen van deze rubriek hebben betrekking op de volgende vier zones (zie voor voorbeelden de figuren 701A t.m. 701C).

Zone 0
De ruimte in de badkuip of de douchebak.
Zone 1
  1. De ruimte begrensd door de bovenzijde van de badkuip of douchebak tot een hoogte van 2,25 m gerekend van de normaal betreedbare vloer af.
  2. Als het een douche zonder douchebak betreft moet als begrenzing worden aangehouden een grondvlak met een straal van 0,6 m gerekend van de verticale projectie van de douchekophouder op de normaal betreedbare vloer.
Zone 2
De ruimte begrensd door een vlak van 0,6 m van zone 1 af tot een hoogte van 2,25 m gerekend van de normaal betreedbare vloer af.
Zone 3
De ruimte begrensd door een vlak op 2,4 m van zone 2 af tot een hoogte van 2,25 m gerekend van de normaal betreedbare vloer af.

Bij het bepalen van de afmetingen moet rekening worden gehouden met muren en vaste afscheidingen (zie figuur 701A b, d en f).

701.4 - Beschermingsmaatregelen

701.41 - Bescherming tegen elektrische schok (toelichting)

701.411 - Bescherming tegen zowel directe als indirecte aanraking

701.411.1.4.3 (toelichting)

Bij toepassing van SELV-ketens moet, ongeacht de hoogte van de spanning, bescherming tegen directe aanraking zijn bereikt door:

  1. afschermingen of omhulsels met een beschermingsgraad van ten minste IP2X of
  2. isolatie die een beproevingsspanning van 500 V wisselspanning gedurende 1 min kan doorstaan.

701.413 - Bescherming tegen indirecte aanraking

701.413.1.2.2 - Aanvullende potentiaalvereffening (toelichting)

In de zones 1, 2 en 3 moet plaatselijk altijd aanvullende potentiaalvereffening zijn toegepast, die alle vreemde geleidende delen verbindt met de beschermingsleidingen van alle gestellen in deze zones.

701.47 - Toepassing van beschermingsmaatregelen

701.471 - Beschermingsmaatregelen tegen elektrische schok

701.471.0 (toelichting)

In zone 0 mag de nominale spanning in SELV-ketens (zie 411.1) ten hoogste 12 V wisselspanning of 30 V gelijkspanning zonder rimpel bedragen. De voedingsbron moet buiten deze zone zijn opgesteld (zie ook 701.53 en 8.410.101).

701.471.1

Bescherming tegen directe aanraking door hindernissen (zie 412.3) en door afstand (zie 412.4) mogen niet zijn toegepast.

701.471.2

Bescherming tegen indirecte aanraking door isolerende vloeren en wanden (zie 413.3) en door lokale vereffeningsleidingen die niet met aarde zijn verbonden (PU-leidingen, zie 413.4) mogen niet zijn toegepast.

701.5 - Keuze en installatie van elektrisch materieel

701.51 - Algemene bepalingen

701.512 - Bestemming en uitwendige invloeden

701.512.2 (toelichting)

Elektrisch materieel moet ten minste de volgende beschermingsgraad hebben:

In zone 0: IPX7;
In zone 1: IPX5;
In zone 2: IPX4 of IPX5 voor badlokalen;
In zone 3: IPX1 of IPX5 voor badlokalen.

701.52 - Keuze en installatie van leidingsystemen

701.520 - Algemeen

701.520.01

De bepalingen 701.520.02 tot en met 720.520.04 gelden alleen voor:

  1. leidingsystemen in zicht en
  2. leidingsystemen gelegd direct in wanden op een diepte van ten hoogste 5 cm.
701.520.02 (toelichting)

Leidingsystemen moeten voldoen aan de isolatie-eisen volgens 413.2. Er mogen geen metalen omhulsels zijn toegepast.

701.520.03

In de zones 0, 1 en 2 mogen alleen leidingsystemen zijn aangebracht die zijn bestemd voor de voeding van elektrisch materieel in deze zones.

701.520.04

Lasdozen mogen in de zones 0, 1 en 2 niet zijn toegepast.

701.521 - Soorten leidingsystemen

701.521.1

[geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst]

Zie ook 8.701.521.1.

701.522 - Keuze en installatie afhankelijk van uitwendige uitvloeden

701.522.8.1.7

[geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst]

Zie ook 8.701.522.8.1.7.

701.524 - Kerndoorsnede van leidingen

701.524.1

[geen wijzigingen of aanvullingen in normtekst]

Zie ook 8.701.524.1.

701.53 - Besturings- en beveiligingstoestellen, schakelaars en scheiders (toelichting)

  1. In de zones 0, 1 en 2 mogen geen besturings- en beveiligingstoestellen, schakelaars, scheiders en wandcontactdozen zijn toegepast.
  2. In zone 3 mogen wandcontactdozen slechts zijn toegepast wanneer deze:
    1. elk afzonderlijk zijn gevoed door een beschermingstransformator volgens 413.5.1,
    2. worden gevoed door een SELV-keten volgens 411.1 of
    3. zijn beveiligd door een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.
  3. Schakelaars en wandcontactdozen moeten op een afstand van ten minste 0,60 m van de deuropening van geprefabriceerde douchecabines zijn aangebracht (zie figuur 701C).

701.55 - Overig elektrisch materieel (toelichting)

Het navolgende heeft geen betrekking op toestellen die worden gevoed door een SELV-keten volgens 411.1 en 701.411.1.4.3.

In zone 0 mogen uitsluitend vast bevestigde toestellen zijn toegepast die speciaal zijn ontworpen voor gebruik in een badkuip.

In zone 1 mogen uitsluitend vast bevestigde warmwatertoestellen zijn toegepast.

In zone 2 mogen uitsluitend zijn toegepast:

  1. vast bevestigde warmwatertoestellen en
  2. vast bevestigde verlichtingstoestellen van klasse II.

Verwarmingselementen in de vloer die zijn bestemd voor ruimteverwarming mogen in alle zones zijn toegepast. Boven de elementen moet een deugdelijk gevlochten of gelaste metalen mat zijn aangebracht die is geaard, of moeten de elementen zijn voorzien van een geaard metalen scherm. De aangebrachte mat respectievelijk het toegepaste scherm moet tevens zijn verbonden met een plaatselijk aangebrachte aanvullende potentiaalvereffening volgens 701.413.1.2.2.