De bepalingen van deze rubriek hebben betrekking op het aansluiten van gegevensverwerkende toestellen op de vaste elektrische installatie, waarbij deze toestellen volgens NEN-EN 60950 een hoge aardlekstroom hebben.
Deze gegevensverwerkende toestellen zijn:
De bepalingen van deze rubriek hebben betrekking op de installatie tot aan het aansluitpunt van de gegevensverwerkende toestellen volgens figuur 707A1.
Deze bepalingen mogen ook worden toegepast voor andere systemen dan gegevensverwerkende toestellen, bijvoorbeeld industriële besturingen of telecommunicatietoestellen, die hoge aardlekstromen veroorzaken door de voorgeschreven ontstoringsfilters.
Het samenstel van een of meer aardelektroden met de daar op aangesloten aardleidingen en bijbehorende hoofdaardrail of hoofdaardklem, waarop het niveau van stoorsignalen, afkomstig van niet op dit systeem aangesloten elektrisch materieel, geen waarde bereikt waardoor de goede werking van gegevensverwerkende toestellen wordt verstoord.
Een aardlekstroom die wordt gemeten volgens NEN-EN 60950 en de grenswaarde overschrijdt die daarin wordt gesteld voor gegevensverwerkende toestellen die op de vaste installatie zijn aangesloten met stopcontacten volgens NEN 1020 of daarmee vergelijkbare stopcontacten.
Een elektrisch toestel dat op zichzelf staand of als deel van een systeem gegevens verzamelt, verwerkt of opslaat. In- en uitvoer van gegevens kan elektronisch of op andere wijze plaatsvinden.
De eisen in 707.471.4 gelden voor alle stroomstelsels (TN-, TT- en IT-stelsels) waarop toestellen met hoge aardlekstromen zijn aangesloten (zie figuur 707A1).
Aanvullende eisen voor TT- en IT-stelsels zijn opgenomen in de bepalingen 707.471.5 en 707.471.6.
Gegevensverwerkende toestellen moeten:
Als de aardlekstroom, gemeten volgens NEN-EN 60950, hoger is dan 10 mA moeten gegevensverwerkende toestellen worden aangesloten volgens 707.471.4.3.1 t.m. 707.471.4.3.3.
De nominale kerndoorsnede van de beschermingsleiding moet ten minste voldoen aan het bepaalde in rubriek 543 en mag:
Maatregelen moeten zijn genomen om bij onderbreking van een beschermings- of aardleiding de voeding van het desbetreffende gegevensverwerkende toestel uit te schakelen overeenkomstig het bepaalde in 413.1.
Als gegevensverwerkende toestellen zijn aangesloten op een transformator met gescheiden wikkelingen of op een andere voedingsbron waarvan de primaire en secundaire voedingen elektrisch zijn gescheiden, zoals bij een roterende omzetter, moet de secundaire zijde bij voorkeur zijn uitgevoerd als een TN-stelsel.
Een IT-stelsel mag worden toegepast wanneer dit om bijzondere redenen noodzakelijk is.
De beschermingsleidingen tussen de gegevensverwerkende toestellen en de transformator moeten voldoen aan het bepaalde in 707.471.4.3.1 of 707.471.4.3.2.
Bij toepassing van aardlekschakelaars moet zijn voldaan aan:
waarin:
Il is de totale aardlekstroom;
IΔn is de nominale aanspreekstroom van de aardlekschakelaar;
UL is de grenswaarde van de aanrakingsspanning;
RA is de weerstand tussen metalen gestellen en aarde.
Indien om technische of praktische redenen niet kan worden voldaan aan het bepaalde in 707.471.5.1 is het bepaalde in 707.471.4.3.3 van toepassing.
Gegevensverwerkende toestellen met hoge aardlekstromen moeten bij voorkeur niet rechtstreeks op een IT-stelsel zijn aangesloten omdat het moeilijk is aan de eis van de grenswaarde van de aanrakingsspanning bij een eerste fout te voldoen.
Waar mogelijk moeten de gegevensverwerkende toestellen zijn aangesloten op een TN-stelsel dat wordt gevoed door een transformator met gescheiden wikkelingen waarvan de primaire zijde is aangesloten op een IT-stelsel.
Indien aan het bepaalde in 413.1.5.3 wordt voldaan mogen gegevensverwerkende toestellen rechtstreeks op een IT-stelsel zijn aangesloten. Dit kan worden bereikt door alle beschermingsleidingen rechtstreeks op de aardelektrode van de bedrijfsaarde van het voedende net aan te sluiten.
Voordat een gegevensverwerkend toestel rechtstreeks op een IT-stelsel wordt aangesloten moet worden nagegaan of het toestel volgens de gegevens van de fabrikant geschikt is om op een IT-stelsel te worden aangesloten.
Gestellen van gegevensverwerkende toestellen moeten rechtstreeks zijn verbonden met de hoofdaardklem of hoofdaardrail.
Deze bepaling geldt ook bij metalen omhulsels van toestellen van klasse II of klasse III en bij FELV-ketens, wanneer deze om functionele redenen zijn geaard.
Aardverbindingen die alleen om functionele redenen worden toegepast hoeven niet aan rubriek 543 te voldoen.
Indien het storingsniveau op de hoofdaardklem niet voldoende laag is mag in afwijking van het bepaalde in 413.1.1.2 de beschermingsleiding van gegevensverwerkende toestellen op een afzonderlijke schone aarde zijn aangesloten, mits: