Rubriek 8.718 - Bijeenkomstgebouwen, sportgebouwen en stationsgebouwen

8.718.0 - Termen en definities

8.718.0.1 - Toneelruimte

bedrijfsruimte bestemd voor het geven van voorstellingen of uitvoeringen

8.718.0.2 - Projectieafdeling (toelichting)

bedrijfsruimte waartoe behoren projectieruimten, bijbehorende ruimten en hun toegangs- en vluchtwegen

8.718.1 - Algemeen (toelichting)

8.718.1.1 - Uitwendige invloeden (toelichting)

Elektrisch materieel in bijeenkomstgebouwen, sportgebouwen en stationsgebouwen moet zijn gekozen en geïnstalleerd overeenkomstig 512.2.

8.718.1.2 (toelichting)

Schakel- en verdeelinrichtingen op de plaats van overgang van de installatie naar het verdeelnet van een openbaar elektriciteitsbedrijf moeten in doeltreffend afgesloten ruimten nabij toegangen tot het gebouw zijn aangebracht of van buiten af direct toegankelijk zijn.
De afstand tussen deze schakel- en verdeelinrichtingen en de plaatsen waar de bijbehorende voedingskabels het gebouw zijn binnengeleid moet zo klein mogelijk zijn.

Ruimten voor schakel- en verdeelinrichtingen in schouwburgen, concertgebouwen, bioscopen en theaters moeten ten opzichte van andere ruimten een brandwerendheid van ten minste 60 min hebben.

8.718.1.3

De schakel- en verdeelinrichtingen volgens het bepaalde in 8.718.1.2 moeten aan de buitenzijde zijn voorzien van goed leesbare opschriften die het doel van de schakel- en verdeelinrichtingen aangeven.

8.718.1.4 (toelichting)

In schouwburgen, concertgebouwen, bioscopen en theaters moeten de hieronder genoemde schakel- en verdeelinrichtingen elk afzonderlijk en rechtstreeks zijn aangesloten op de schakel- en verdeelinrichting op de plaats van overgang van de installatie naar het verdeelnet van een openbaar elektriciteitsbedrijf.
Het betreft schakel- en verdeelinrichtingen:

  1. met eindgroepen voor verlichting van voor het publiek toegankelijke ruimten;
  2. voor de toneelruimte;
  3. voor de projectieafdeling.

8.718.1.5

Schakel- en verdeelinrichtingen met eindgroepen voor verlichting moeten zo zijn opgesteld of ingericht dat zij niet door het publiek kunnen worden bediend.

8.718.1.6 (toelichting)

Preferente groepen moeten rechtstreeks zijn aangesloten vóór de schakelaar voor het scheiden en schakelen van de schakel- en verdeelinrichting op de plaats van overgang van de installatie naar het verdeelnet van het openbaar elektriciteitsbedrijf.
Schakelaars en beveiligingstoestellen van preferente groepen moeten zijn voorzien van duidelijke opschriften, die aangeven welke installaties op deze groepen zijn aangesloten.

8.718.1.7 (toelichting)

Tijdelijke installaties mogen niet zijn aangesloten op schakel- en verdeelinrichtingen bestemd voor eindgroepen voor de verlichting van voor het publiek toegankelijke ruimten.

Deze bepaling geldt niet voor installaties met slechts één schakel- en verdeelinrichting.

8.718.1.8

In voor het publiek toegankelijke ruimten moet per ruimte ten minste één aansluitpunt voor verlichting zijn aangebracht. Indien de vloeroppervlakte per ruimte groter is dan 7 m² moeten per ruimte ten minste twee aansluitpunten voor verlichting zijn aangebracht.

8.718.1.9

Indien volgens bepaling 8.718.1.8 twee of meer aansluitpunten voor verlichting zijn aangebracht moeten deze:

  1. over ten minste twee fasen zijn verdeeld en
  2. bij toepassing van aardlekbeveiliging over ten minste twee aardlekbeveiligingen zijn verdeeld.

8.718.2 - Keuze en installatie van elektrisch materieel

8.718.2.1 - Elektrisch materieel met uitzondering van leidingsystemen

8.718.2.1.1 - Bijzondere verlichting

8.718.2.1.1.1 (toelichting)

Schakelaars ten behoeve van de verlichting van aanduidingen die naar een uitgang verwijzen moeten op een centrale plaats zijn aangebracht en moeten zo zijn opgesteld of ingericht dat zij niet door het publiek kunnen worden bediend.

8.718.2.1.1.2 (toelichting)

Schakelaars ten behoeve van de verlichting van hellingen en treden in looppaden van verblijfsruimten moeten op een centrale plaats zijn aangebracht en moeten zo zijn opgesteld of ingericht dat zij niet door het publiek kunnen worden bediend.

8.718.2.1.1.3 (toelichting)

Het ingeschakeld zijn van de verlichting overeenkomstig het bepaalde in 8.718.2.1.1.1 en 8.718.2.1.1.2 moet voor iedere voedingsbron op een doelmatige plaats worden gesignaleerd.

8.718.2.1.1.4

Indien de algemene verlichting in een voor het publiek toegankelijke ruimte kan worden verduisterd, moet op een doelmatige plaats en op eenvoudige wijze weer voldoende verlichting kunnen worden ingeschakeld.

8.718.2.1.1.5

Schakelaars ten behoeve van de verlichting van voor het publiek toegankelijke ruimten moeten zo zijn opgesteld of ingericht dat zij niet door het publiek kunnen worden bediend.

Deze bepaling geldt niet voor ruimten waarin ten hoogste 50 personen aanwezig kunnen zijn.

8.718.2.1.1.6

Verlichtingstoestellen in toneelruimten moeten voldoende tegen mechanische beschadiging zijn beschermd.

Deze bepaling geldt niet voor verlichtingstoestellen die tijdelijk als aankleding van het toneel worden gebruikt.

8.718.2.1.2 - Noodverlichting voor veiligheidsdoeleinden (toelichting)

Noodverlichting voor veiligheidsdoeleinden moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 56 en rubriek 8.774.

8.718.2.2 - Leidingsystemen

8.718.2.2.1 (toelichting)

Als vaste leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. ongeïsoleerde leidingen;
  2. vinyldraden [H07V-U (VD), H07V-R (VD), H07V-K (VDf), H07V3-U (VD-40°C), H07V3-R (VD-40°C), H07V3-K (VDf-40°C), H07V2-U (VD90°C), H07V2-R (VD90°C), H07V2-K (VDf90°C)];
  3. halogeenvrije draden [H07Z-U (YD), H07Z-R (YD), H07Z-K (YDf)];
  4. hittevaste draden [H07G-U (GD), H07G-R (GD), H07G-K (GDf), H05SJ-K (JSDf)];
  5. kabels en hulpstroomkabels [VMvK, XMvK, VO-VMvKas, VG-VMvKas, YMvK, YMvKmb, VO-YMvKas, VO-YMvKasmb, VG-YMvKas, VG-YMvKasmb, GPLK, V-GPLK];
  6. halogeenvrije moeilijk brandbare kabels [YMz1Kmbzh, Z1O-YMz1Kasmbzh, Z1G-YMz1Kasmbzh];
  7. EMC-afgeschermde kabels [YMvKafas, YMvKafasmb, YMz1Kafasmbzh, V-YMvKafas, V-YMvKafasmb, VS-YMvKafasmb, Z1-YMz1Kafasmbzh, VS-YMvKafas];
  8. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.718.2.2.2

Ongeïsoleerde leidingen mogen alleen zijn toegepast als:

  1. beschermingsleiding;
  2. aardleiding;
  3. contactleiding.

8.718.2.2.3 (toelichting)

Installatiedraden mogen alleen zijn toegepast in kunststofbuizen en in daarvoor geschikte installatiesystemen van kunststof.

8.718.2.2.4 (toelichting)

Als buigzame leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. mantelsnoeren [H03VV-F (VMvS), H03VVH2-F (VMvSewp), H03V2V2-F (VMvS90°C), H03V2V2H2-F (VMvSewp90°C)];
  2. vinylmantelleidingen [H05VV-F (VMvL), H05VVH2-F (VMvLewp), H05V2V2-F (VMvL90°C), H05V2V2H2-F (VMvLewp90°C)];
  3. rubbermantelleidingen [H05RR-F (RMrL), H05RN-F (RMcL), H05BN4-F (BMhL), H05BB-F (BMbL)];
  4. zware rubbermantelleidingen [H07RN-F (RMcLz, RMcLzz), H07BN4-F (BMhLz), H07BB-F (BMbLz)];
  5. EPR ader (zware) polyurethaan mantelleiding [H05BQ-F (BMqL), H07BQ-F (BMqLz)];
  6. hittevaste leidingen [H05GG-F (GMgL), H05GGH2-F (GMgLewp), SMsL];
  7. hulpstroomleidingen [H05VV5-F (VMvLo, VMvLomb), H05VVC4V5-K (V-VMvLoaf, V-VMvLoafmb), H07RN-F (RMcLz), H07BN4-F (BMhLz), H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  8. halogeenvrije moeilijk brandbare leidingen [H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  9. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.718.2.2.5 (toelichting)

Buigzame hulpstroomleidingen van het type V-VMvLoaf en V-VMvLoafmb mogen niet als verplaatsbare leidingen zijn toegepast.