Toelichtingen bij rubriek 8.722

Toelichting bij 8.722.0.2

Meetsnoeren en hun aansluitmiddelen worden ook tot elektrisch materieel gerekend.

Toelichting bij 8.722.0.4

Tot onbeschermde proefopstellingen behoren onder meer montageborden, aansluitborden en proefopstellingen voor motoren waarbij verbindingen van leidingen, aansluitklemmen en dergelijke niet tegen directe aanraking zijn beschermd.

Toelichting bij 8.722.1

Zie NEN-EN 50191 [in voorbereiding].

Toelichting bij 8.722.3.1

Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.722.3.2.1

De grootte van de lekstroom van een meetopstelling kan de toepassing van een 30 mA aardlekschakelaar onmogelijk maken.

Voor SELV-ketens zie 411.1.

Voor S-ketens zie 413.5.

Deze instrumenten kunnen bijvoorbeeld worden toegepast in:

Indien één meetklem of klem voor functionele aarding, eventueel via de meetopstelling, met aarde is verbonden mag deze klem overeenkomstig 413.5 niet met de beschermingsleiding zijn verbonden.

Bij diverse meetinstrumenten kunnen de klemmen voor functionele aarding en de beschermingsleiding van elkaar worden gescheiden.

Toelichting bij 8.722.3.2.2

Een kooi van Faraday mag zijn toegepast als gecombineerde beschermingsleiding en functionele aarding (zie ook 543.2).

Toelichting bij 8.722.3.2.4

Deze bepaling heeft ten doel potentiaalverschillen tussen beschermingscontacten van verschillende wandcontactdozen te beperken.
Onder dicht bij elkaar wordt hier verstaan niet meer dan ongeveer 0,5 m.

Toelichting bij 8.722.3.2.5

Deze aansluitpunten mogen zijn aangesloten op de beschermingscontacten zoals genoemd in bepaling 8.722.3.2.4.

Toelichting bij 8.722.4.1

Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.722.4.2.1

Bananenstekers, aansluitklemmen en dergelijke, voorzien van een automatisch afschermende constructie, kunnen het veiligheidsniveau van een onbeschermde meetopstelling verhogen.

Toelichting bij 8.722.4.2.1.3

Zie de toelichting op 8.410.101 voor het begrip "zonder rimpel".

Toelichting bij 8.722.4.2.1.4

Praktische redenen kunnen zijn:

Het kan gewenst zijn elke onbeschermde meetopstelling door een afzonderlijke aardlekschakelaar te beveiligen.

Toelichting bij 8.722.4.2.1.6

Uiterste zorgvuldigheid bij de toepassing van deze bepaling is geboden.

Toelichting bij 8.722.4.2.2.1

Metalen stootranden worden als constructiedelen beschouwd.

Toelichting bij 8.722.4.2.2.2

Verplaatsbare voedingsbronnen voor meetopstellingen kunnen beschermingstransformatoren, schakelaars, meettoestellen, aansluitklemmen enz. bevatten.

Toelichting bij 8.722.4.2.2.3

Voor meet- of proefopstellingen in wisselstroomketens, niet zijnde SELV-ketens, zie rubriek 413.

Toelichting bij 8.722.4.2.2.4

Deze vreemde geleidende delen kunnen zijn metalen rekken, spansleden, metalen kolommen en dergelijke.

Toelichting bij 8.722.4.3.1

Het aantal en de situering van de noodschakelaars is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, zoals overzichtelijkheid en aard van de meetopstellingen. Zie ook rubriek 464.