Rubriek 8.724 - Elektrolyseruimten

8.724.0 - Termen en definities

8.724.0.1 - Elektrolyseruimte

ruimte waar elektrolysecellen zijn opgesteld

8.724.1 - Algemeen (toelichting)

Het bepaalde in deze rubriek is van toepassing op elektrolyseruimten waarin elektrolysecellen met een totale spanning van meer dan 120 V zonder rimpel zijn opgesteld.

8.724.1.1 (toelichting)

Uitwendige invloeden

Elektrisch materieel in elektrolyseruimten moet zijn gekozen en geïnstalleerd overeenkomstig 512.2.

8.724.1.2 (toelichting)

Elektrolysecellen met een totale spanning van meer dan 120 V zonder rimpel moeten zijn opgesteld in daartoe bestemde en ingerichte ruimten.

8.724.1.3 (toelichting)

Elektrolysecellen moeten zo zijn opgesteld dat kortsluitingen door overbruggingen alsmede lekstromen tussen actieve delen van elektrolysecellen, met inbegrip van de daarop aangesloten geleiders, onderling en tussen deze en aarde worden voorkomen.

8.724.1.4

[vervallen, zie NPR 7910 en NEN-EN-IEC 60079-10]

8.724.2 - Beschermingsmaatregelen

8.724.2.1 - Bescherming tegen directe aanraking

8.724.2.1.1

Plaatsen waar het personeel zich tijdens bedienings- of onderhoudswerkzaamheden aan elektrolysecellen bevindt moeten zo zijn ingericht dat het personeel tijdens deze werkzaamheden deugdelijk van aarde of van de cellen is geïsoleerd.

8.724.2.1.2 (toelichting)

Metalen gestellen en vreemde geleidende delen, die met actieve delen van elektrolysecellen in aanraking kunnen komen, moeten deugdelijk van aarde zijn geïsoleerd.

8.724.2.1.3 (toelichting)

Stroomstelsels die niet behoren tot elektrolyseketens en die door een defect in verbinding kunnen komen met de in bepaling 8.724.2.1.2 bedoelde delen moeten zijn uitgevoerd als:

  1. SELV-ketens,
  2. S-ketens,
  3. gelijkstroomketens die deel uitmaken van S-ketens of
  4. gelijkstroomketens die worden gevoed door voedingsbronnen die onafhankelijk zijn van andere stroomstelsels en overigens voldoen aan de bepalingen voor S-ketens.

8.724.2.1.4

Elektrolysecellen moeten zo zijn opgesteld dat gelijktijdig aanraakbare delen deel uitmaken van SELV-ketens of zijn beschermd overeenkomstig het bepaalde in 412.1, 412.2, 412.3 of 412.4.

8.724.2.1.5 (toelichting)

Niet-geaarde elektrolysesystemen met een spanning van meer dan 120 V zonder rimpel moeten zijn voorzien van een isolatiebewaking ten opzichte van aarde.

8.724.2.2 - Bescherming tegen indirecte aanraking

Vreemde geleidende delen die door een defect onder spanning kunnen komen moeten zijn verbonden met een beschermingsleiding.
Deze bepaling geldt niet voor de vreemde geleidende delen genoemd in bepaling 8.724.2.1.2.

8.724.3 - Beveiliging tegen overstroom

8.724.3.1

Beveiligingstoestellen tegen overstroom mogen niet mede dienen voor het beveiligen van installaties in andere ruimten.

8.724.3.2

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 43 hoeven de stroomketens waarvan de cellen deel uitmaken niet tegen overstroom te zijn beveiligd.

8.724.4 - Scheiden en schakelen

8.724.4.1

Een veilige scheiding overeenkomstig het bepaalde in 462.1 moet buiten de elektrolyseruimten tot stand kunnen worden gebracht.
Deze bepaling geldt niet voor stroomketens waarvan de cellen deel uitmaken.

8.724.4.2

Schakelaars en scheiders van stroomketens in elektrolyseruimten mogen niet mede dienen voor het scheiden en schakelen van stroomketens in andere ruimten.

8.724.5 - Keuze en installatie van elektrisch materieel

8.724.5.1 - Elektrisch materieel met uitzondering van leidingsystemen

8.724.5.1.1 (toelichting)

Verplaatsbare toestellen, in de nabijheid van actieve delen behorend tot de stroomketens van elektrolysecellen, moeten voldoen aan één van de volgende voorwaarden:

  1. het bepaalde in 413.2,
  2. zijn opgenomen in SELV-ketens of
  3. zijn opgenomen in S-ketens waarbij de voedingsbron slechts één toestel voedt.

8.724.5.1.2

Railkokersystemen moeten zo zijn gekozen en geïnstalleerd dat brandbare gassen zich er niet in kunnen ophopen of zich via de railkoker naar andere ruimten kunnen verplaatsen.

8.724.5.2 - Leidingsystemen

8.724.5.2.1

Maatregelen moeten zijn getroffen om te verhinderen dat brandbare gassen zich via buizen of installatiesystemen naar verschillende onderdelen van installaties in of buiten de elektrolyseruimten kunnen verplaatsen.

8.724.5.2.2 (toelichting)

Als vaste leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. ongeïsoleerde leidingen;
  2. vinyldraden [H07V-U (VD), H07V-R (VD), H07V-K (VDf), H07V3-U (VD-40°C), H07V3-R (VD-40°C), H07V3-K (VDf-40°C), H07V2-U (VD90°C), H07V2-R (VD90°C), H07V2-K (VDf90°C)];
  3. halogeenvrije draden [H07Z-U (YD), H07Z-R (YD), H07Z-K (YDf)];
  4. hittevaste draden [H07G-U (GD), H07G-R (GD), H07G-K (GDf), H05SJ-K (JSDf)];
  5. kabels en hulpstroomkabels [VMvK, XMvK, VO-VMvKas, VG-VMvKas, YMvK, YMvKmb, VO-YMvKas, VO-YMvKasmb, VG-YMvKas, VG-YMvKasmb, GPLK, V-GPLK];
  6. halogeenvrije moeilijk brandbare kabels [YMz1Kmbzh, Z1O-YMz1Kasmbzh, Z1G-YMz1Kasmbzh];
  7. EMC-afgeschermde kabels [YMvKafas, YMvKafasmb, YMz1Kafasmbzh, V-YMvKafas, V-YMvKafasmb, VS-YMvKafasmb, Z1-YMz1Kafasmbzh, VS-YMvKafas];
  8. zware rubbermantelleidingen [H07RN-F (RMcLz, RMcLzz), H07BN4-F (BMhLz), H07BB-F (BMbLz)];
  9. EPR ader zware polyurethaan mantelleiding [H07BQ-F (BMqLz)];
  10. halogeenvrije moeilijk brandbare leidingen [H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  11. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.724.5.2.3

Ongeïsoleerde leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. als beschermingsleiding;
  2. als aardleiding;
  3. als contactleiding;
  4. in stroomketens waarvan de elektrolysecellen deel uitmaken.

8.724.5.2.4 (toelichting)

Installatiedraden mogen alleen zijn toegepast in buis en in daarvoor geschikte installatiesystemen.

8.724.5.2.5 (toelichting)

Zware mantelleidingen mogen als vaste leidingen alleen zijn toegepast op plaatsen waar de leidingen aan herhaaldelijk buigen zijn blootgesteld.

8.724.5.2.6 (toelichting)

Als buigzame leidingen mogen alleen zijn toegepast:

  1. vinylmantelleidingen [H05VV-F (VMvL), H05VVH2-F (VMvLewp), H05V2V2-F (VMvL90°C), H05V2V2H2-F (VMvLewp90°C)];
  2. rubbermantelleidingen [H05RR-F (RMrL), H05RN-F (RMcL), H05BN4-F (BMhL), H05BB-F (BMbL)];
  3. zware rubbermantelleidingen [H07RN-F (RMcLz, RMcLzz), H07BN4-F (BMhLz), H07BB-F (BMbLz)];
  4. EPR ader (zware) polyurethaan mantelleiding [H05BQ-F (BMqL), H07BQ-F (BMqLz)];
  5. hittevaste leidingen [H05GG-F (GMgL), H05GGH2-F (GMgLewp), SMsL];
  6. hulpstroomleidingen [H05VV5-F (VMvLo, VMvLomb), H05VVC4V5-K (V-VMvLoaf, V-VMvLoafmb), H07RN-F (RMcLz), H07BN4-F (BMhLz), H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  7. halogeenvrije moeilijk brandbare leidingen [H07ZZ-F (ZMzLzmbzh)];
  8. met bovengenoemde soorten onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen.

8.724.5.2.7 (toelichting)

Buigzame hulpstroomleidingen van het type V-VMvLoaf en V-VMvLoafmb mogen niet als verplaatsbare leiding zijn toegepast.

8.724.5.2.8

Als aansluitleidingen voor langs een vaste baan rijdende werktuigen mogen mantelleidingen en daarmee onder de voorhanden omstandigheden gelijk te stellen leidingen alleen zijn toegepast indien de leidingen voor slijtage en andere mechanische beschadiging zijn gevrijwaard.

8.724.5.2.9

Bij het toepassen van leidingen voorzien van een metalen bescherming of afscherming moeten maatregelen zijn genomen die voorkomen dat lek- of foutstromen van het elektrolysesysteem door de metalen bescherming of afscherming vloeien.