Toelichtingen bij rubriek 8.761

  1. De bepalingen van rubriek 8.761 beogen beschadiging van de kabels door invloeden van buitenaf zoveel mogelijk te voorkomen en houden geen rekening met:
    1. de hoogst toelaatbare stroom in de kabels (zie rubriek 523);
    2. de wederkerige beïnvloeding van elektrische leidingen (zie bepalingen 8.520.801 en 8.528.1.101);
    3. de scheiding van niet-elektrische leidingen (zie 528.2).
  2. De bepalingen gelden niet alleen voor kabels voor energievoorziening maar ook voor andere in de grond gelegde kabels, zoals voor wegdekverwarming.

Toelichting bij 8.761.1

Deze bepaling heeft onder andere betrekking op verzakkingen of verschuivingen van de grond.

Toelichting bij 8.761.2.3

Voldoende isolatie kan bijvoorbeeld worden verkregen door de omvlechting of bewapening minder ver door te laten lopen dan het aardscherm of de loodmantel.

Toelichting bij 8.761.4.1

Zie ook blad 13 van NPR 5310:1998.

Toelichting bij 8.761.4.2

In het algemeen verdient het gebruik van afzonderlijk gelegde ongeisoleerde beschermingsleidingen geen aanbeveling, maar moet de voorkeur worden gegeven aan geïsoleerde beschermingsleidingen die deel uitmaken van een drie- of meeraderige leiding.

Toelichting bij 8.761.4.3

Het gestelde onder b beoogt beschadiging van de kabels te voorkomen bij werkzaamheden aan bijvoorbeeld gas- of waterleidingen.
De bevoegde instanties zoals bedoeld onder e zijn:

  1. het energiedistributiebedrijf;
  2. de Arbeidsinspectie;
  3. het Staatstoezicht op de Mijnen.

Voor grotere bedrijven kan een algemene toestemming worden verleend.

Toelichting bij 8.761.4.4

Variatie van de ligging op een sleufdiepte tussen 0,50 m tot 0,90 m heeft een verwaarloosbare invloed op de toelaatbare stroom.