TOELICHTING
Zie ook blad 11 van NPR 5310:1998.
Deze bijlage geeft de indeling en code-aanduiding van uitwendige invloeden die moeten worden vastgesteld om elektrische installaties te ontwerpen en te bouwen.
Iedere uitwendige invloed wordt aangeduid door een code bestaande uit een groep van 2 hoofdletters en een getal. Deze code is als volgt samengesteld.
De eerste letter betreft een algemene indeling van de uitwendige invloeden:
De tweede letter betreft de aard van de uitwendige invloed:
Het getal geeft de klasse aan van de desbetreffende uitwendige invloed:
Zo betekent de code AC2 (zie 321.3):
A = omgeving
AC = omgeving - hoogte
AC2 = omgeving - hoogte - > 2000 m
TOELICHTING
De in deze bijlage gegeven code-aanduiding is niet bestemd voor gebruik als aanduiding op materieel.
De omgevingstemperatuur is de temperatuur van de omgevingslucht op de plaats van het te installeren materieel. Verondersteld wordt dat de thermische effecten van ander materieel dat in de nabijheid is geïnstalleerd in de omgevingstemperatuur zijn meegenomen.
De in aanmerking te nemen omgevingstemperatuur is de temperatuur op de plaats waar het materieel zal worden geïnstalleerd en is de som van alle thermische effecten van reeds ter plaatse geïnstalleerd materieel dat in bedrijf is.
Het thermische effect van het te installeren materieel zelf wordt buiten beschouwing gelaten.
Code | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 | |
---|---|---|---|---|
Laagste en hoogste grenswaarde van de omgevingstemperatuur | Vereiste materieeleigenschappen | |||
AA1 | -60 °C | +5 °C | Omvat temperatuurbereik 3K8 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. Omvat deel van temperatuurbereik 4K4 met de luchttemperatuur beperkt tot ten minste -60 °C en ten hoogste +5 °C. | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
AA2 | -40 °C | +5 °C | Omvat deel van temperatuurbereik 3K7 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. Omvat deel van temperatuurbereik 4K3 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
AA3 | -25 °C | +5 °C | Omvat deel van temperatuurbereik 3K6 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. Omvat temperatuurbereik 4K1 met luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
AA4 | -5 °C | +40 °C | Omvat temperatuurbereik 3K5 met de luchttemperatuur beperkt tot +40 °C | |
Normaal (in bepaalde gevallen kunnen specifieke voorzorgen noodzakelijk zijn) | ||||
AA5 | +5 °C | +40 °C | Gelijk aan temperatuurbereik 3K3 | |
Normaal | ||||
AA6 | +5 °C | +60 °C | Omvat temperatuurbereik 3K7 met de luchttemperatuur beperkt tot ten laagste +5 °C en ten hoogste +60 °C. Omvat temperatuurbereik 4K4 met de luchttemperatuur beperkt tot ten laagste +5 °C. | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
AA7 | -25 °C | +55 °C | Gelijk aan temperatuurbereik 3K6 | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
AA8 | -50 °C | +40 °C | Gelijk aan temperatuurbereik 4K3 | |
Specifiek ontworpen materieel of geschikte maatregelen1) | ||||
1) Bepaalde aanvullende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld specifieke smering). |
De klasse-indeling van de omgevingstemperatuur is alleen van toepassing als de luchtvochtigheid geen invloed heeft.
De gemiddelde omgevingstemperatuur gedurende 24 uur moet ten minste 5 °C onder de bovengrens blijven.
Installaties onderhevig aan omgevingstemperaturen buiten deze bereiken vereisen speciale aandacht.
Het kan nodig zijn om een omgeving met een combinatie van twee temperatuurbereiken aan te duiden.
Een voorbeeld van een combinatie van twee temperatuurbereiken is de aanduiding AA3 + AA4, hetgeen betekent dat de omgevingstemperatuur zich tussen -25 °C en +40 °C kan bevinden.
Code | Luchttemperatuur | Relatieve vochtigheid | Absolute vochtigheid | Algemene omschrijving van de omgeving | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ondergrens °C | Bovengrens °C | Ondergrens % | Bovengrens % | Ondergrens g/m3 | Bovengrens g/m3 | Vereiste materieeleigenschappen | ||
AB1 | -60 | +5 | 3 | 100 | 0,003 | 7 | Binnen- of buitenruimten met extreem lage omgevingstemperaturen | Omvat temperatuurbereik 3K8 met de luchttemperatuur beperkt tot +5 °C. Omvat temperatuurbereik 4K4 met de luchttemperatuur beperkt tot ten laagste -60 °C en ten hoogste +5 °C. |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB2 | -40 | +5 | 10 | 100 | 0,1 | 7 | Binnen- of buitenruimten met lage omgevingstemperaturen | Omvat temperatuurbereik 3K7 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. Omvat temperatuur-bereik 4K3 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB3 | -25 | +5 | 10 | 100 | 0,5 | 7 | Binnen- of buitenruimten met lage omgevingstemperaturen | Omvat temperatuurbereik 3K6 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. Omvat temperatuurbereik 4K1 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +5 °C. |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB4 | -5 | +40 | 5 | 95 | 1 | 29 | Tegen directe weersinvloeden beschermde ruimten zonder temperatuur- of vochtigheidsregeling. Verwarming kan worden gebruikt om lage omgevingstemperaturen te verhogen. | Gelijk aan temperatuurbereik 3K5 met de luchttemperatuur beperkt tot ten hoogste +40 °C |
Normaal2) | ||||||||
AB5 | +5 | +40 | 5 | 85 | 1 | 25 | Tegen directe weersinvloeden beschermde ruimten met temperatuurregeling | Gelijk aan temperatuurbereik 3K3 |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB6 | +5 | +60 | 10 | 100 | 1 | 35 | Binnen- of buitenruimten met extreem hoge omgevingstemperatuur. Voorzorgsmaatregelen zijn genomen tegen lage omgevingstemperaturen. Zonne- en warmtestraling kan zich voordoen. | Omvat temperatuurbereik 3K7 met de luchttemperatuur beperkt tot ten laagste +5 °C en ten hoogste +60 °C. Omvat temperatuurbereik 4K4 met de luchttemperatuur beperkt tot ten laagste +5 °C. |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB7 | -25 | +55 | 10 | 100 | 0,5 | 29 | Tegen directe weersinvloeden beschermde binnenruimten zonder temperatuur- of vochtigheidsregeling; de ruimten kunnen in open verbinding staan met de buitenlucht en kunnen worden blootgesteld aan zonnestraling | Gelijk aan temperatuurbereik 3K6 |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
AB8 | -50 | +40 | 15 | 100 | 0,04 | 36 | Niet tegen directe weersinvloeden beschermde buitenruimten met hoge en lage temperaturen | Gelijk aan temperatuurbereik 4K3 |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen1) | ||||||||
1) Dit houdt in dat bijzondere afspraken zouden moeten zijn gemaakt, bijvoorbeeld tussen de ontwerper van de installatie en de fabrikant van het materieel, bijvoorbeeld bij speciaal ontworpen materieel. 2) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. | ||||||||
Toelichting: 1. Alle aangegeven waarden zijn maximale of limitatieve waarden die slechts een kleine kans hebben om te worden overschreden. 2. De waarden van de laagste en hoogste relatieve vochtigheidsgraden zijn begrensd door de laagste en hoogste absolute vochtigheidsgraden, waarbij de limitatieve waarden voor bijvoorbeeld de laagste en hoogste luchttemperatuur en respectievelijk de laagste of hoogste relatieve vochtigheidsgraad niet tegelijkertijd voorkomen. Om deze reden zijn in bijlage CB32 klimatogrammen opgenomen die de samenhang weergeven van de luchttemperatuur, de relatieve vochtigheid en de absolute vochtigheid voor de gespecificeerde klimatologische omstandigheden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AC1 | ≤ 2000 m | |||
Normaal1) | ||||
AC2 | > 2000 m | |||
Aanvullende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld het toepassen van reductiefactoren. | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AD1 | Verwaarloosbaar | Kans op aanwezigheid van water is te verwaarlozen | Plaatsen waarvan de wanden in het algemeen geen sporen van de aanwezigheid van water vertonen, en als dit wel gebeurt dan slechts gedurende korte perioden, bijvoorbeeld in de vorm van gecondenseerde damp die bij goede ventilatie snel verdwijnt | klasse 4Z6 |
IPX02) | ||||
AD2 | Verticaal vallende druppels | Kans op verticaal vallende druppels | Plaatsen waar waterdamp af en toe tot druppels condenseert of waar af en toe stoom aanwezig is | klasse 3Z7 |
IPX1 of IPX22) | ||||
AD3 | Sproeien | Kans op sproeiwater onder een hoek van ten hoogste 60° met de verticaal | Plaatsen waar sproeiwater voortdurend een waterfilm op vloeren en/of wanden vormt | klasse 3Z8 en 4Z7 |
IPX32) | ||||
AD4 | Spatten | Kans op spatten uit elke richting | Plaatsen waar het materieel onderworpen kan zijn aan spattend water; dit heeft bijvoorbeeld betrekking op buitenverlichting en materieel op bouwterreinen | klasse 3Z9 en 4Z7 |
IPX42) | ||||
AD5 | Stralen | Kans op waterstralen uit elke richting | Plaatsen waar regelmatig met water wordt gespoten (binnenplaatsen, autowasplaatsen) | klasse 3Z10 en 4Z8 |
IPX52) | ||||
AD6 | Golven | Kans op watergolven | Plaatsen bij de zee zoals pieren, stranden, kaden e.d. | klasse 4Z9 |
IPX62) | ||||
AD7 | Onderdompeling | Kans op tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onderdompeling in water | Plaatsen die kunnen worden overstroomd en/of waar de waterspiegel maximaal 0,15 m boven het hoogste punt en maximaal 1 m boven het laagste punt van het materieel kan stijgen | |
IPX72) | ||||
AD8 | Onderwateropstelling | Kans op voortdurend en geheel ondergedompeld zijn in water | Plaatsen, zoals zwembassins, waar elektrisch materieel voortdurend en geheel is ondergedompeld in water met een overdruk van meer dan 10 kPa | |
IPX82) | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) Voor IP-coderingen, zie blad 27 van NPR 5310:1998. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AE1 | Verwaarloosbaar | De hoeveelheid of aard van vreemde voorwerpen of stof is niet van betekenis | klasse 3S1 en 4S1 | |
IP0X2) | ||||
AE2 | Kleine voorwerpen | Aanwezigheid van vreemde voorwerpen met een kleinste afmeting van ten minste 2,5 mm | Gereedschap en kleine voorwerpen zijn voorbeelden van vreemde voorwerpen met een kleinste afmeting van ten minste 2,5 mm | klasse 3S2 en 4S2 |
IP3X2) | ||||
AE3 | Zeer kleine voorwerpen | Aanwezigheid van vreemde voorwerpen met een kleinste afmeting van ten minste 1 mm | Draden zijn voorbeelden van vreemde voorwerpen met een kleinste afmeting van ten minste 1 mm | klasse 3S3 en 4S3 |
IP4X2) | ||||
AE4 | Weinig stof | Aanwezigheid van kleine hoeveelheden stofneerslag: 10 mg/m² < hoeveelheid stof per dag ≤ 35 mg/m² | klasse 3S2 en 4S2 | |
IP5X als binnendringen van stof niet schadelijk is voor het functioneren van het materieel; IP6X als stof het materieel niet binnen zou mogen dringen2). | ||||
AE5 | Matig stof | Aanwezigheid van matige hoeveelheden stofneerslag: 35 mg/m² < hoeveelheid stof per dag ≤ 350 mg/m² | klasse 3S3 en 4S3 | |
IP5X als binnendringen van stof niet schadelijk is voor het functioneren van het materieel; IP6X als stof het materieel niet binnen zou mogen dringen2). | ||||
AE6 | Veel stof | Aanwezigheid van grote hoeveelheden stofneerslag: 350 mg/m² < hoeveelheid stof per dag ≤ 1000 mg/m² | klasse 3S4 en 4S4 | |
IP6X2) | ||||
1) Zie ook rubriek 412. 2) Voor IP-coderingen, zie blad 27 van NPR 5310:1998. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AF1 | Verwaarloosbaar | De hoeveelheid of aard van de corrosieve of verontreinigende substanties is niet van betekenis | klasse 3C1 en 4C1 | |
Normaal1) | ||||
AF2 | In de buitenlucht | Aanzienlijke hoeveelheid corrosieve of verontreinigende substanties in de buitenlucht | Installaties bij de zee of in de nabijheid van industriegebieden waar ernstige luchtvervuiling voorkomt, zoals bij chemische bedrijven of cementfabrieken. Dit soort vervuiling komt in het bijzonder voor bij de productie van schurend, isolerend of geleidend materiaal in de vorm van stof. | klasse 3C2 en 4C2 |
Overeenkomstig met de aard van de substantie (bijvoorbeeld voldoen aan zoutnevelproef overeenkomstig NEN-EN-IEC 60068-2-11). | ||||
AF3 | Intermitterend of bij uitzondering | Corrosieve of verontreinigende chemische substanties die bij tussenpozen of bij uitzondering worden gebruikt of geproduceerd | Plaatsen waar bepaalde chemische stoffen in kleine hoeveelheden worden verwerkt en waar deze stoffen toevallig met elektrisch materieel in aanraking kunnen komen, zoals bij (bedrijfs)laboratoria of op plaatsen waar koolwaterstoffen worden gebruikt (chemische wasserijen, garages e.d.) | klasse 3C3 en 4C3 |
Bescherming tegen corrosie overeenkomstig de materieeleigenschappen | ||||
AF4 | Voortdurend | Voortdurend onderworpen aan de invloed van aanzienlijke hoeveelheden corrosieve of verontreinigende chemische substanties | Bijvoorbeeld chemische bedrijven | klasse 3C4 en 4C4 |
Materieel dat speciaal is ontworpen overeenkomstig de aard van de substantie | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AG1 | Licht | Zie bijlage CC32 | Huishoudelijke en soortgelijke omstandigheden | klassen 3M1/3M2/3M3 en 4M1/4M2/4M3 |
Normaal, bijvoorbeeld huishoudelijke en soortgelijk materieel | ||||
AG2 | Matig | Zie bijlage CC32 | Gebruikelijke industriële omstandigheden | klassen 3M4/3M5/3M6 en 4M4/4M5/4M6 |
Normaal industrieel materieel, waar van toepassing, of met versterkte bescherming | ||||
AG3 | Zwaar | Zie bijlage CC32 | Zware industriële omstandigheden | klassen 3M7/3M8 en 4M7/4M8 |
Met versterkte bescherming |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AH1 | Licht | Zie bijlage CC32 | Huishoudelijke en soortgelijke omstandigheden waarbij de effecten van trillingen in het algemeen verwaarloosbaar zijn | klassen 3M1/3M2/3M3 en 4M1/4M2/4M3 |
Normaal1) | ||||
AH2 | Matig | Zie bijlage CC32 | Gebruikelijke industriële omstandigheden | klassen 3M4/3M5/3M6 en 4M4/4M5/4M6 |
Specifiek ontworpen materieel of specifieke maatregelen | ||||
AH3 | Zwaar | Zie bijlage CC32 | Industriële installaties onder zware omstandigheden | klassen 3M7/3M8 en 4M7/4M8 |
Specifiek ontworpen materieel of specifieke maatregelen | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AJ | [in voorbereiding] |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AK1 | Niet schadelijk | Geen kans op gevaar door plantengroei en/of schimmelvorming | klasse 3B1 en 4B1 | |
Normaal1) | ||||
AK2 | Schadelijk | Kans op gevaar door plantengroei en/of schimmelvorming | Het gevaar hangt samen met de plaatselijke omstandigheden en de aard van de plantengroei. Onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen schadelijke groei van planten en de omstandigheden waaronder schimmelvorming wordt bevorderd. | klasse 3B2 en 4B2 |
Specifieke bescherming, zoals: - verhoogde beschermingsgraad (zie AE); - specifieke materialen of een beschermende deklaag voor de omhulsels; - voorzieningen om planten op die plaats te weren. | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar NEN 10721-3 en NEN 10721-4 |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AL1 | Niet schadelijk | Geen kans op gevaar door dieren | klasse 3B1 en 4B1 | |
Normaal1) | ||||
AL2 | Schadelijk | Kans op gevaar door dieren (insecten, vogels, kleine dieren) |
Het gevaar hangt samen met de aard van het dier.
Onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen: a. de aanwezigheid van insecten in een schadelijke hoeveelheid of van een schadelijke soort; b. de aanwezigheid van kleine dieren of vogels in een schadelijke hoeveelheid of van een schadelijke soort. |
klasse 3B2 en 4B2 |
Bescherming kan inhouden: - een adequate beschermingsgraad tegen het binnendringen van vreemde voorwerpen (zie AE); - voldoende mechanische sterkte (zie AG); - voorzorgsmaatregelen om dieren te weren van die plaats (zoals schoonhouden, gebruik van bestrijdingsmiddelen); - specifiek materieel of een beschermende deklaag voor de omhulsels. | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-1-1 | Verwaarloosbaar | Gecontroleerde situatie | Medische toestellen, meetinstrumenten | lager dan tabel 1 uit NEN-EN-IEC 61000-2-2 |
Moeite zou moeten worden gedaan om te zorgen dat de gecontroleerde situatie niet wordt geschaad | ||||
AM-1-2 | Matig | Laagspanningsnetten | Huishoudens, bedrijven, lichte industrie | komt overeen met tabel 1 uit NEN-EN-IEC 61000-2-2 |
Specifieke maatregelen in het ontwerp van de installatie zoals filters | ||||
AM-1-3 | Hoog | Gestoorde netten | Industriële netten of grote bedrijfsgebouwen gevoed door aparte onderstations | lokaal hoger dan tabel 1 uit NEN-EN-IEC 61000-2-2 |
Specifieke maatregelen in het ontwerp van de installatie zoals filters |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-2-1 | Verwaarloosbaar | Uitsluitend restspanningen | Beveiligde installatie of beveiligd deel van een installatie | lager dan hieronder aangegeven |
Mogelijk: sperdiodes | ||||
AM-2-2 | Matig | Seinspanningen aanwezig | Huishoudens, bedrijven, industrie | IEC/TR 61000-2-1 en NEN-EN-IEC 61000-2-2 |
Geen aanvullende maatregelen | ||||
AM-2-3 | Hoog | Resonantie | Bijzondere situaties | |
Adequate maatregelen |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-3-1 | Verwaarloosbaar | Gebruik van niet-onderbreekbare voedingen (UPS) | Kwetsbare belastingen zoals gegevensverwerkende toestellen | |
AM-3-2 | Matig | Spanningsschommelingen, kortstondige spanningsdalingen en spanningsonderbrekingen | Huishoudens, bedrijven en industrie | |
Voldoen aan hoofdstuk 44 |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-4 | Matig | komt overeen met NEN-EN-IEC 61000-2-2 | ||
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-5 | Matig | Geringe fluctuaties van de frequentie | Algemeen | ñ 1 Hz volgens NEN-EN-IEC 61000-2-2 |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-6 | Geen klasse | Continu of gedurende fouten | Algemeen | ITU-T |
Zie hoofdstuk 44. Hoge bestandheid tegen signalen en besturingssystemen van schakel- en verdeelinrichtingen. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-7 | Geen klasse | Fouten achter gelijkrichters | Algemeen | |
Maatregelen om hun aanwezigheid, zowel in niveau als in tijd, in of nabij de verbruikende toestellen te beperken |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-8-1 | Matig | Veroorzaakt door hoogspanningslijnen, transformatoren en ander materieel met de frequentie van het voedingsnet en de harmonischen daarvan | Huishoudens, bedrijven en lichte industrie | niveau 2 van NEN 11000-4-8 |
Normaal1) | ||||
AM-8-2 | Hoog | Directe nabijheid van het bovengenoemde materieel of daarmee vergelijkbare omstandigheden | Zware industrie, onderstations, schakel- en verdeelinrichtingen, nabijheid van spoorweg | niveau 4 van NEN 11000-4-8 |
Bescherming door geschikte maatregelen zoals afschermen en/of scheiden | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-9-1 | Verwaarloosbaar | Algemeen | ||
Normaal1) | ||||
AM-9-2 | Matig | Bepaald door de waarden van de spanning en de plaats (binnen of buiten) | Nabijheid van hoogspanningslijnen of onderstations | IEC/TR 61000-2-5 |
Zie IEC/TR 61000-2-5/td> | ||||
AM-9-3 | Hoog | Bepaald door de waarden van de spanning en de plaats (binnen of buiten) | Nabijheid van hoogspanningslijnen of onderstations | |
Zie IEC/TR 61000-2-5/td> | ||||
AM-9-4 | Zeer hoog | Bepaald door de waarden van de spanning en de plaats (binnen of buiten) | Nabijheid van hoogspanningslijnen of onderstations | |
Zie IEC/TR 61000-2-5/td> | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-21 | Geen klasse | Voornamelijk in-fase-(ver)storing veroorzaakt door continue AM- of FM-gemoduleerde elektromagnetische velden | Algemeen | NEN 11000-4-6 |
Normaal1) | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-22-1 | Verwaarloosbaar | Beveiligde omgeving | Ruimten voor gegevensverwerkende toestellen, bedieningsruimten | niveau 1 uit IEC 60801-4 |
Beschermingsmaatregelen zijn nodig | ||||
AM-22-2 | Matig | Beveiligde omgeving | Ruimten voor gegevensverwerkende toestellen, bedieningsruimten | niveau 2 uit IEC 60801-4 |
Beschermingsmaatregelen zijn nodig | ||||
AM-22-3 | Hoog | Schakelen van kleine inductieve belastingen, stuiteren van schakelcontacten, diëlektrische doorslagen | Laagspanningsnetten | niveau 3 uit IEC 60801-4 |
Normaal materieel | ||||
AM-22-4 | Zeer hoog | Onderstations, met gas gevulde schakelaars of vacuümschakelaars | Zware industrie, hoofd- of tussenverdeelinrichtingen | niveau 4 uit IEC 60801-4 |
Materieel met hoge immuniteit |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-23-1 | Beheerst | Stroomketens of installaties beveiligd door overspanningsafleiders, niet-zwevend geschakelde transformatoren | Gecontroleerde situaties | |
Bestandheid van het materieel tegen pulsen en het kiezen van de beschermingsmaatregelen tegen overspanningen rekening houdend met de nominale voedingsspanning en de stootspanningscategorie volgens rubriek 443 | ||||
AM-23-2 | Matig |
Onweer ver weg (meer dan 1 km): golfvorm 10 μs - 1000 μs en bronimpedantie 20 Ω - 300 Ω; schakelen, bijvoorbeeld het afschakelen van een fout door een smeltveiligheid: golfvorm 0,1 ms - 1 ms en bronimpedantie 50 Ω. |
Onweer ver verwijderd van een ondergronds net | rubriek 443 en 321.13 |
Bestandheid van het materieel tegen pulsen en het kiezen van de beschermingsmaatregelen tegen overspanningen rekening houdend met de nominale voedingsspanning en de stootspanningscategorie volgens rubriek 443 | ||||
AM-23-3 | Hoog | Onweer dichtbij (minder dan 1 km): golfvorm 1,2 - 50 μs en bronimpedantie 1 - 10 Ω | Onweer vlak bij een bovengronds net of bij een gebouw | rubriek 443 en 321.13 |
Bestandheid van het materieel tegen pulsen en het kiezen van de beschermingsmaatregelen tegen overspanningen rekening houdend met de nominale voedingsspanning en de stootspanningscategorie volgens rubriek 443 |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-24-1 | Matig | Overgangsverschijnselen door schakelen binnenshuis | Huishoudens, bedrijven, industrie | NEN 11000-4-12 |
Zie NEN 1100-4-12 | ||||
AM-24-2 | Hoog | Overgangsverschijnselen door schakelen | Onderstations | IEC 60255-22-1 |
Zie IEC 60255-22-1 |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-25-1 | Verwaarloosbaar | Radio- en televisiezenders op meer dan 1 km afstand | Huishoudens, bedrijven | niveau 1 uit NEN-EN-IEC 61000-4-3 |
AM-25-2 | Matig | Zend-ontvangtoestellen op meer dan 1 m afstand | Lichte industrie | niveau 2 uit NEN-EN-IEC 61000-4-3 |
Normaal1) | ||||
AM-25-3 | Hoog | Zend-ontvangtoestellen met groot vermogen in de nabijheid | Zware industrie, toepassingen met hoge betrouwbaarheid | niveau 3 uit NEN-EN-IEC 61000-4-3 |
Verhoogd niveau | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-31-1 | Laag | In het bijzonder veroorzaakt door personen lopend op synthetische vloerbedekking; | Afhankelijk van de vereiste betrouwbaarheid | niveau 1 uit NEN 11000-4-2 |
Normaal1) | ||||
AM-31-2 | Matig | klasse hangt af van het soort vloerbedekking en de vochtigheid | Afhankelijk van de vereiste betrouwbaarheid | niveau 2 uit NEN 11000-4-2 |
Normaal1) | ||||
AM-31-3 | Hoog | Afhankelijk van de vereiste betrouwbaarheid | niveau 3 uit NEN 11000-4-2 | |
Normaal1) | ||||
AM-31-4 | Zeer hoog | Afhankelijk van de vereiste betrouwbaarheid | niveau 4 uit NEN 11000-4-2 | |
Verhoogd niveau | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AM-41-1 | Ionisatie | Schadelijke aanwezigheid van ioniserende straling | ||
Specifieke bescherming zoals: - afstand tot de bron; - het tussenplaatsen van schermen, omhulsels van specifiek materiaal. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AN1 | Laag | Intensiteit ≤ 500 W/m² | NEN 10721-3-3 | |
Normaal1) | ||||
AN2 | Matig | 500 W/m² < intensiteit ≤ 700 W/m² | NEN 10721-3-3 | |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2) | ||||
AN3 | Hoog | 700 W/m² < intensiteit ≤ 1120 W/m² | NEN 10721-3-4 | |
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2). Dergelijke maatregelen kunnen zijn: - materiaal dat bestand is tegen ultraviolette straling; - specifiek gekleurde deklagen; - het tussenplaatsen van schermen | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) Dit houdt in dat bijzondere afspraken zouden moeten zijn gemaakt, bijvoorbeeld tussen de ontwerper van de installatie en de fabrikant van het materieel, bijvoorbeeld bij speciaal ontworpen materieel. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AP1 | Verwaarloosbaar | Versnelling ≤ 0,3 m/s² | ||
Normaal | ||||
AP2 | Licht | 0,3 m/s² < versnelling ≤ 3 m/s² | ||
AP3 | Matig | 3 m/s² < versnelling ≤ 6 m/s² | ||
AP4 | Zwaar | Versnelling > 6 m/s² | Aardbevingen die gebouwen kunnen vernielen vallen buiten de indeling. De frequentie van de trilling is buiten beschouwing gelaten. Indien de seismische trilling een gebouw kan laten resoneren moet daarmee rekening zijn gehouden. In het algemeen ligt de frequentie van de seismische versnelling tussen 0 Hz en 10 Hz. | |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AQ1 | Verwaarloosbaar | Onweersdagen ≤ 25 dagen per jaar | ||
Normaal | ||||
AQ2 | Indirecte blootstelling |
Onweersdagen > 25 dagen per jaar. Gevaar voortkomend uit de elektrische voeding. |
Installaties gevoed door bovengrondse leidingen | |
Overeenkomstig rubriek 443 | ||||
AQ3 | Direct | Gevaar voor inslag in elektrisch materieel | Delen van installaties buiten gebouwen. De codes AQ2 en AQ3 zijn van toepassing op gebieden met een bijzonder grote kans op onweer. | |
Indien bescherming tegen bliksem noodzakelijk is, moet deze voldoen aan NVN-ENV 61024-1/NEN 1014 | ||||
1) Het keraunisch niveau is het aantal dagen dat er onweer wordt geregistreerd op een weerstation. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AR1 | Laag | Snelheid ≤ 1 m/s | ||
Normaal1) | ||||
AR2 | Matig | 1 m/s < snelheid ≤ 5 m/s | ||
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2) | ||||
AR3 | Hoog | 5 m/s < snelheid ≤ 10 m/s | ||
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2) | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) Dit houdt in dat bijzondere afspraken zouden moeten zijn gemaakt, bijvoorbeeld tussen de ontwerper van de installatie en de fabrikant van het materieel, bijvoorbeeld bij speciaal ontworpen materieel. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
AS1 | Laag | Snelheid ≤ 20 m/s | ||
Normaal1) | ||||
AS2 | Matig | 20 m/s < snelheid ≤ 30 m/s | ||
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2) | ||||
AS3 | Hoog | 30 m/s < snelheid ≤ 50 m/s | ||
Geschikte maatregelen moeten zijn getroffen2) | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) Dit houdt in dat bijzondere afspraken zouden moeten zijn gemaakt, bijvoorbeeld tussen de ontwerper van de installatie en de fabrikant van het materieel, bijvoorbeeld bij speciaal ontworpen materieel. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
BA1 | Gewoon | Leken | ||
Normaal1) | ||||
BA2 | Kinderen | Kinderen in voor hen bestemde ruimten2) | Kinderdagverblijven | Ontoegankelijkheid van elektrisch materieel. Beperking van de temperatuur van aanraakbare delen. |
Materieel met een beschermingsgraad hoger dan IP2X. Ontoegankelijkheid van materieel met een uitwendige oppervlaktetemperatuur van meer dan 80 °C (60 °C voor kinderdagverblijven en dergelijke). | ||||
BA3 | Gehandicapten | Personen zonder volledige beheersing van hun fysieke of intellectuele vermogens (zieke en/of oude personen) | Gezondheidszorggebouwen | |
Materieel met een beschermingsgraad hoger dan IP2X.
Ontoegankelijkheid van materieel met een uitwendige oppervlaktetemperatuur van meer dan 80 °C Afhankelijk van de handicap. | ||||
BA4 | Voldoend onderrichte personen | Personen voldoend onderricht en personen onder toezicht van vakbekwame personen om bij hun handelingen elektrotechnische gevaren te vermijden (bedienings- en onderhoudspersoneel) | Elektrische bedrijfsruimten | |
Materieel zonder bescherming tegen directe aanraking is alleen toegelaten in ruimten die alleen toegankelijk zijn voor daartoe aangewezen personen | ||||
BA5 | Vakbekwame personen | Personen met voldoende technische kennis of voldoende ervaring om elektrotechnische gevaren te vermijden (ingenieurs en technici) | Elektrische bedrijfsruimten | |
Materieel zonder bescherming tegen directe aanraking is alleen toegelaten in ruimten die alleen toegankelijk zijn voor daartoe aangewezen personen | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) De code BA2 is niet noodzakelijkerwijs van toepassing voor woonhuizen. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
BB | [in voorbereiding] |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
BC1 | Geen | Personen in een niet-geleidende omgeving | Ruimten met isolerende vloeren, wanden en plafonds | |
Materieel van klasse 0-0I, I (alleen bij gebruik als klasse 0), II en III1) | ||||
BC2 | Weinig | Personen die onder normale omstandigheden niet in contact zijn met vreemde geleidende delen of niet op geleidende oppervlakken staan | ||
Materieel van klasse 0-0I, I, II en III1) | ||||
BC3 | Vaak | Personen die veelvuldig in contact zijn met vreemde geleidende delen of op geleidende oppervlakken staan | Ruimten waar vreemde geleidende delen in grote aantallen of met een groot oppervlak aanwezig zijn | |
Materieel van klasse I, II en III. Materieel klasse 0-0I is niet toegelaten1). | ||||
BC4 | Voortdurend | Personen die in voortdurend contact zijn met een metalen omgeving en voor wie de mogelijkheid tot verbreking van het contact beperkt is | Metalen omgeving zoals (kleine) ketels en tanks | |
1) Zie ook blad 28 van NPR 5310. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
BD1 | Normaal | Lage bezettingsgraad, gemakkelijk te ontruimen | Tot bewoning bestemde laagbouw en gebouwen van gebruikelijke hoogte | |
Normaal2) | ||||
BD2 | Moeilijk | Lage bezettingsgraad, moeilijk te ontruimen | Hoogbouw | |
Materieel gemaakt van materiaal dat het verspreiden van vuur en de ontwikkeling van rook of giftige gassen vertraagt. Gedetailleerde eisen zijn in voorbereiding. | ||||
BD3 | Gedrang | Hoge bezettingsgraad, gemakkelijk te ontruimen | Ruimten toegankelijk voor het publiek (theaters, bioscopen, warenhuizen enz.) | |
Materieel gemaakt van materiaal dat het verspreiden van vuur en de ontwikkeling van rook of giftige gassen vertraagt. Gedetailleerde eisen zijn in voorbereiding. | ||||
BD4 | Moeilijk en gedrang | Hoge bezettingsgraad, moeilijk te ontruimen | Hoogbouw toegankelijk voor het publiek (hotels, ziekenhuizen enz.) | |
Materieel gemaakt van materiaal dat het verspreiden van vuur en de ontwikkeling van rook of giftige gassen vertraagt. Gedetailleerde eisen zijn in voorbereiding. | ||||
1) Deze kenmerken kunnen zich zowel bij personen als bij dieren voordoen. 2) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegevenuitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
BE1 | Verwaarloosbaar gevaar | |||
Normaal1) | ||||
BE2 | Brandgevaar | Vervaardiging, verwerking of opslag van brandbaar materiaal met inbegrip van de aanwezigheid van stof | Timmerwerkplaatsen, papierfabrieken, (hooi)schuren | hoofdstukken 42 en 51 |
Materieel gemaakt van materiaal dat het verspreiden van vuur vertraagt. Maatregelen waardoor een aanzienlijke temperatuurverhoging of een vonk in het elektrisch materieel een uitwendige brand niet kan ontsteken. | ||||
BE3 | Ontploffingsgevaar | Verwerking of opslag van ontploffingsgevaarlijk materiaal of materiaal met een lage ontstekingstemperatuur met inbegrip van de aanwezigheid van een ontploffingsgevaarlijk mengsel van stof met lucht | Olieraffinaderijen, opslag van koolwaterstoffen | |
Materieel dat geschikt is voor plaatsen met ontploffingsgevaar (zie NEN-EN 50014 tot en met NEN-EN 50021, NEN-EN 50028, NEN-EN-IEC 60079 en NEN-EN 50281-1-2) | ||||
BE4 | Verontreinigingsgevaar | Aanwezigheid van niet-afgesloten voedsel, geneesmiddelen en dergelijke onbeschermde producten | Voedingsmiddelenindustrie, keukens. Het kan nodig zijn om materialen die in bewerking zijn te beschermen tegen verontreiniging in geval van een defect van elektrisch materieel, bijvoorbeeld bij het breken van een lamp. | |
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
CA1 | Onbrandbaar | |||
Normaal1) | ||||
CA2 | Brandbaar | Gebouwen hoofdzakelijk samengesteld uit brandbaar materiaal | Houten gebouwen | hoofdstuk 42 |
[in voorbereiding] | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. |
Code | Klasseaanduiding | Kenmerken | Toepassingen en voorbeelden | Verwijzing naar normen |
---|---|---|---|---|
Vereiste materieeleigenschappen | ||||
CB1 | Verwaarloosbaar gevaar | |||
Normaal1) | ||||
CB2 | Uitbreiding van brand | Gebouwen waarvan de vorm en afmetingen uitbreiding van brand bevorderen (bijvoorbeeld door het schoorsteeneffect) | Hoogbouw, systemen voor mechanische ventilatie | hoofdstukken 42 en 52 |
Materieel gemaakt van materiaal dat het verspreiden van brand vertraagt met inbegrip van brand die niet in het materieel is ontstaan; brandstops2). | ||||
CB3 | Beweging | Gevaar door bewegingen van het gebouw (bijvoorbeeld verschuiving tussen verschillende delen van het gebouw, of tussen het gebouw en de bodem, of door het zich zetten van bodem of funderingen) | Gebouwen van aanzienlijke lengte of gebouwd op onstabiele bodem | Samendrukbare of rekbare verbindingen in elektrische leidingen (zie hoofdstuk 52) |
Samendrukbare of rekbare verbindingen in leidingsystemen | ||||
CB4 | Beweeglijk of onstabiel | Constructies die slap zijn of onderhevig aan beweging (bijvoorbeeld trilling) | Tenten, opblaashallen, verlaagde plafonds, verplaatsbare scheidingswanden, zelfdragende installaties | Buigzame leidingen (zie hoofdstuk 52) |
[in voorbereiding] | ||||
1) Dit houdt in dat normaal materieel veilig zal functioneren onder de aangegeven uitwendige invloeden. 2) Branddetectoren kunnen zijn aangebracht. |